Vakwerk (wandconstructie)






Hornburg (Duitsland)




Invulling van een 'vak' met vitselstek


Vakwerk is een bouwwijze om muren te maken, waarbij de dragende structuur uit houten balken bestaat.



Omschrijving


Vakwerk bestaat gewoonlijk uit een houten balkstructuur met een invulling. De stijlen van een vakwerkconstructie maken vaak ook deel uit van de gebintconstructie. De invulling kan bestaan uit vlechtwerk van tenen van wilg, eik, vuilboom of hazelaar dat bestreken is met een mengsel van stro en leem. Het vlechtwerk bestaat uit verticale houten staken die in gaten en sleuven in de regels zijn bevestigd. Hiertussen worden vervolgens twijgen gevlochten. In Vlaanderen wordt zo een constructie "plak-en-stak" genoemd. Later werd als invulling ook baksteen gebruikt.



Geschiedenis


De oudste overgeleverde vakwerkhuizen dateren van de late 12e eeuw. De periode 1200-1300 was voor Europa een periode van grote bevolkingsgroei en verstedelijking waardoor de vraag naar bouwmateriaal toenam. Vakwerk was in veel gebieden zonder een directe en betaalbare toegang tot natuursteen een goedkope manier om een redelijk stabiele hut, schuur of huis te bouwen. In Nederland en Vlaanderen is vakwerk (hoewel zeker bekend) nooit bijzonder populair of dominant geweest. Middeleeuwse houtconstructies in de Lage Landen bestonden doorgaans weliswaar uit een balkenframe, maar dat werd meestal door planken in plaats van met leem afgedekt. De vele klei-aandragende rivieren in deze streken zorgden ervoor dat de baksteenproductie, die gebaseerd was op Zuidoost-Europese technieken, hier reeds vanaf de 14e eeuw de boventoon voerde. De verstening van ook de kleinere bouwwerken zou in de 15e en 16e eeuw overal in Europa om zich heen grijpen, niet in de laatste plaats vanwege het brandgevaar.


Voor boeren in de Elzas en het huidige Duitsland, was er behalve de beschikbaarheid van het materiaal en de kostprijs nog een voordeel van bouwen met de vakwerkmethode. De adel in de Nederlanden was relatief gezien niet zo machtig als de adel in de Duitstalige gebieden. Nederlandse boeren waren vaak vrij en konden zich in de regel beroepen op erfpacht, wat resulteerde in grote stenen boerderijen waarin een boerenfamilie doorgaans verschillende generaties lang woonde. Hun standgenoten elders beschikten meestal niet over die erfelijke rechten. Omdat een vakwerkhuis door zijn balkenstructuur in principe binnen enkele dagen afgebroken en weer opgebouwd kan worden bood deze manier van bouwen de boer meer ruimte voor onderhandeling bij bijvoorbeeld een zakelijk conflict rondom de pachtprijs.




Het geboortehuis van de componist Grétry in Luik



Verspreidingsgebied


De historische kerngebieden van de vakwerkbouw zijn Engeland, Duitsland, Zuidoost-België, Noordwestelijk- en Noordoostelijk Frankrijk, Noord-Anatolië en de Kaukasus. De bouwstijl is echter terug te vinden in vrijwel geheel Noord-, Midden- en Oost-Europa, gebieden waar hout en leem in overvloed voorkwamen. Daarnaast is de techniek, als erfenis van kolonisten uit de eerdergenoemde regio's, ook in de Verenigde Staten zichtbaar.


In België komt historisch vakwerk hoofdzakelijk voor in de provincies Luik en Limburg. Doorgaans hebben huizen daar een begane grond in arduin en verdiepingen in vakwerk. Het gerestaureerde geboortehuis van de componist Grétry in Luik is er een typisch voorbeeld van. In de 21e eeuw komt de vakwerktechniek in onder meer België weer op omdat hij past in de trend naar een meer ecologische bouwwijze met hernieuwbare materialen. Er worden weer meer huizen met zichtbare of onzichtbare houten draagstructuur gebouwd zowel in traditionele als in eigentijdse stijl.


In Nederland zien we oorspronkelijk vakwerk vooral terug in het Zuid-Limburgse Heuvelland waar het (hoewel de stijl anders is) aansluit op het Duitse en Belgische vakwerk. In de kleinere (van oorsprong agrarische) dorpen zijn veel boerderijen en woonhuizen gebouwd met het destijds goedkope en gemakkelijk verkrijgbare materiaal. Zij dateren meestal uit de 18e en 19e eeuw, maar een oude boerderij in Epen is bij recent onderzoek zelfs gedateerd in de 15e eeuw. Het vakwerk in de rest van Nederland cultureel erfgoed stamt voornamelijk uit eind-19e- en begin-20e-eeuwse, gebouwen die zijn beïnvloed door de romantiek en verschillende middeleeuwse revivalstromingen. Een voorbeeld hiervan is het postkantoor van De Steeg. In steden met een middeleeuws verleden werd vakwerk toegepast voor de bouw van met name zijmuren. De balkenstructuur werd vaak meteen opgevuld met baksteen.


Engeland heeft een groot patrimonium aan historische vakwerkgebouwen. Tegen het einde van de negentiende eeuw kwam de Mock Tudorstijl (nep Tudor) daar sterk in de mode: baksteenhuizen met opgekleefde planken, die decoratief waren zonder enige dragende functie.


In Duitsland zijn zeer veel historische vakwerkgebouwen overgeleverd, met name in de lager gelegen streken waar steen schaars is. In Nedersaksen bestaat de binnenstad van Einbeck, hoofdzakelijk uit rijkelijk gedecoreerde vakwerkhuizen. Deze plaats is gelegen aan de Fachwerkstraße, een toeristische route die Duitsland van noord naar zuid doorkruist.


Een voorbeeld van een Oostenrijks houten vakwerkgebouw is het Montafonerhuis, een architecturale stijl uit Vorarlberg (Oostenrijk) waarbij steen en hout gebruikt worden.



Mediabestanden








Popular posts from this blog

Knooppunt Holsloot

Altaar (religie)

Gregoriusmis