Groeiring
Groeiringen of jaarringen zijn patronen die herkenbaar zijn op de doorsnee van dwars gezaagd hout (kopshout).
Bomen, vooral bomen die groeien in een gematigd klimaat, hebben een wisselende groeisnelheid van de buitenste laag van de stam. Rondom het binnenste, reeds afgestorven hout bevindt zich een levende laag, waarin het cambium zorgt voor de diktegroei. Onder gunstige omstandigheden groeit de boom snel en zijn de cellen groot en wijd; wordt het weer slechter dan worden ook de cellen kleiner en de laag dichter. In de winter vindt er vrijwel geen groei plaats, zeker bij loofbomen. Op doorsnee zijn deze verschillen zichtbaar als lijnpatronen die concentrische ringen vormen. Deze heten jaarringen. Hierdoor kan men aan een omgezaagde boom zien op welke leeftijd deze is geveld door het aantal ringen van de rand naar het centrum te tellen. Twee ringen staan voor één jaar.
In droge en natte jaren, of in koude en warme, zullen bomen verschillend dikke jaarringen afzetten. Hierdoor ontstaan patronen van dikke en dunne jaarringen die bij alle bomen in een bepaald gebied, (die aan dezelfde klimaatomstandigheden zijn blootgesteld) vergelijkbare patronen veroorzaken, te zien als lichte en donkere ringen op de foto's. Deze patronen worden gebruikt in de dendrochronologie.
Ook de elfjarige zonnecyclus (minima en maxima van zonneactiviteit) is terug te vinden in de jaarringen van bomen. Tijdens maxima zijn de ringen dikker.
Rondom de groeiringen van een boom kan zich marginaal parenchym bevinden, een soort vulweefsel.
Andere jaarcycli
Ook in andere materialen en afzettingen zijn jaarcycli te herkennen, al kan men vaak niet spreken van jaarringen of groeiringen. Zo is in de schubben van vele soorten vissen en de osteodermen van krokodilachtigen seizoensvariatie te herkennen, maar ook in afzettingen van sneeuwlagen in gletsjers en poolgebieden en op Groenland. In zulke lagen, maar ook in sedimentgesteenten kan voldoende regelmaat zitten om van een jaarcyclus te kunnen spreken. Elk laagje in gesteente met een jaarcyclus wordt een warve genoemd en evenals sneeuwlagen worden dergelijke afzettingen gebruikt voor datering in de geochronologie. Voorbeelden van warven zijn te vinden in:
- Gelaagde bodems onder het kalme water van sommige meren.
- De afwisseling van fijne en grove lagen die ontstaat in de beddingen van rivieren die in het voorjaar sneller stromen dan normaal.
Zie ook
- Bast
Zie de categorie Growth rings van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp. |