Pond sterling
Pound sterling | ||||
Land | Verenigd Koninkrijk | |||
Verdeling | 100 pence | |||
ISO 4217-code | GBP | |||
Afkorting of valutateken | £ | |||
Wisselkoers | 1 EUR = 0.8982466 GBP (14 december 2018) | |||
Actuele wisselkoers | (en) XE.com | |||
Valutateken van het pond sterling | ||||
|
Het pond sterling (ook: Britse pond, of kortweg pond) is de munteenheid van het Verenigd Koninkrijk. De officiële ISO-code is GBP en het valutateken is £. In dat symbool is de letter L te herkennen, de eerste letter van het Latijnse woord libra, dat pond betekent. Het pond wordt verdeeld in 100 pence, enkelvoud penny. Het symbool voor de penny is p.
Inhoud
1 Oorsprong
2 Koppelingen
3 Tot 1971
4 Vanaf 1971
5 Externe links
Oorsprong
Als valuta komt het pond van de gewichtseenheid Troy Pound.
De Sterling werd in 1158 door Hendrik II van Engeland geïntroduceerd. Het woord komt van het Oudfranse woord esterlin en betekent 'sterk' of 'standvastig'. (Sommige bronnen beweren dat het woord afkomstig is van pound oesterling : een munt uit Oostenrijk/Duitsland). Het was de naam van een zilveren penny van 1/240 pond. De waarde van de penny van toen is naar koopkracht vergelijkbaar met die van één pond nu.
Als munt van een van de machtigste (handels)landen ter wereld, het Britse Rijk, heeft het pond sterling gedurende de achttiende en negentiende eeuw als sleutelvaluta in de wereld gegolden, tot aan grofweg het einde van de Eerste Wereldoorlog. De Amerikaanse dollar heeft sinds circa het einde van de Tweede Wereldoorlog deze positie overgenomen; sinds 1999 concurreert de euro met de dollar om deze positie.
Koppelingen
Het pond sterling was vanaf 1844 volledig gekoppeld aan de goudprijs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de goudstandaard niet gehandhaafd en trad inflatie op. De goudstandaard werd in 1925 op de vooroorlogse wisselkoers hersteld. De goudstandaard werd echter opnieuw verlaten in 1931 bij de Grote Depressie. Vanaf 1944 werden de vaste wisselkoersen van het systeem van Bretton Woods gebruikt. Na het opheffen van het systeem in 1971 werd de zwevende wisselkoers gebruikt.
Het Britse pond trad in 1979 toe tot het Europees Monetair Stelsel, maar moest in september 1992 de EMS verlaten onder druk van speculanten, zoals George Soros, die massaal Britse ponden verkochten.[1] Sindsdien heeft het Britse pond een zwevende wisselkoers en is er een Britse afkeer van de euro. Bij het Schotse onafhankelijkheidsreferendum in september 2014 was het behoud van het Britse pond voor een onafhankelijk Schotland een groot twistpunt.
Tot 1971
Tot de overgang naar het decimale stelsel in 1971 werd het pond onderverdeeld in 20 shillings en een shilling in 12 pence. Prijzen werden weergegeven als L/s/d (librae, solidi, denarii: zoveel pond, zoveel shilling en zoveel pence), wat het omrekenen voor toeristen zeer ingewikkeld maakte. Een bedrag onder een pond, bijvoorbeeld 3/6, werd uitgesproken als 'three and six'.
De "s" van shilling stond in principe niet voor het woord zelf, maar voor het Latijnse solidus. Het symbool voor de penny was tot de overgang een "d", van het Latijnse denarius.
Naast het pond, de shilling en de penny, bestonden er in het LSD-systeem nog andere munten, die geen rekeneenheid waren, maar wel waren ingeburgerd.
- De farthing: van het Oud-Engelse feorthding hetgeen vierde betekent. Het was een kwart van een penny en er gingen dus 960 farthing in een pond. De laatste farthing werd in 1956 geslagen.
- De halfpenny, uitspraak "haypny".
- De threepence. Na de overgang naar het decimale stelsel bleef deze munt nog even in omloop, mits men er twee van had. De waarde van zo'n tweetal was dan gelijk aan een sixpence, dus 2½ p.
- De groat: een 'groot', vier pence. Deze munten werden voornamelijk ter gelegenheid van jubilea of kroningen geslagen en waren niet voor de circulatie bedoeld.
- De sixpence.
- De florin: halverwege de negentiende eeuw voor het eerst geslagen als eerste aanzet tot decimalisering van het pond. De florin was een tiende pond waard, oftewel 2 shilling. Florin betekent hetzelfde als florijn, een andere naam voor de gulden. Het toeval wilde dat een florin lange tijd ook ongeveer evenveel waard was als een Nederlandse gulden.
- De half crown: 2,5 shilling of 2/6, dus iets meer dan een florin. Het opschrift van deze munt was inderdaad "half crown", wat buitenlanders vaak voor een raadsel stelde. De munt was tot 1971 in omloop.
- De crown: de kroon was 5 shilling waard, dus een kwart pond. De kroon werd in de twintigste eeuw voor jubileumuitgaves gereserveerd.
- De guinea: een guinea is 21 shilling waard, in decimaal geld £ 1,05. De guinea was ingevoerd als gouden munt met een waarde van 1 pond (20 shilling) in 1663. Door fluctuaties in de goudprijs varieerde de waarde tussen de 20 en 30 shilling tot deze bij koninklijk besluit in 1717 permanent werd vastgelegd op 21 shilling. Deze eenheid wordt soms nog door bookmakers gebruikt; men betaalt dan in guineas en er wordt uitgekeerd in ponden, zodat het lijkt alsof men een gunstigere uitbetaling krijgt. Ook worden jockeys vaak nog in guineas uitbetaald.
Vanaf 1971
In 1971 werd het decimale stelsel ingevoerd. Vanaf dat moment was een pond verdeeld in 100 new pence. Hiervoor werd het symbool p gekozen, zodat er geen verwarring was met de oude penny waarvan het symbool d was. In de volksmond werd al gauw "pee" gezegd.
Reeds enkele jaren eerder verschenen er decimale munten, zoals de opmerkelijke zevenhoekige munt van 50p (aanvankelijke waarde: 10 shilling) en munten van 10p en 5p die alleen door het opschrift te onderscheiden waren van 2s en 1s en ook dezelfde waarde hadden. Deze nieuwe munten werden aangeduid met de waarde, bijvoorbeeld als "five penny piece". Het woord "shilling" verdween uit het spraakgebruik. Dit was anders in Nederland, waar "stuiver" (ooit een rekeneenheid) in gebruik bleef als naam van een munt.
Bij de overgang naar het decimale stelsel werden er kleinere munten in omloop gebracht: 2p, 1p en ½p. De laatste hield het slechts enkele jaren uit. De oude munten van 1d gingen uit roulatie. Daarna werd ook de sixpence uit roulatie genomen. Hetzelfde gold voor de half crown.
Na de decimalisering werd enige jaren de term "new penny" gebruikt. Tot 1982 stond deze term in de vorm "new pence" ook op de munten vermeld. Tot 1984 was ook de halve new penny nog in circulatie, maar die waarde, £ 0,005, was door de inflatie spoedig achterhaald. halfpenny werd uitgesproken als haypny, heejpni. Na 1990 werden er kleinere munten van 50p, 10p en 5p in roulatie gebracht en in 1994 werden de oudere munten met dezelfde waarde uit omloop genomen, ook als het opschrift decimaal was.
In omloop zijn thans 1p, 2p, 5p, 10p, 20p, 50p, £1 en £2. Bankbiljetten zijn er in 5 pond, 10 pond, 20 pond en 50 pond. In 2016 werden biljetten van 5 pond geïntroduceerd die gedeeltelijk uit plastic bestaan.
Waarde | Diameter (mm) | Geïntroduceerd |
---|---|---|
1 penny | 20,32 | 1971 |
2 pence | 25,9 | 1971 |
5 pence | 18 | 1990 |
10 pence | 24,5 | 1992 |
20 pence | 21,4 | 1982 |
50 pence | 27,3 | 1997 |
1 pond | 22,5 | 1983 |
2 pond | 28,4 | 1997 |
Van 1994 tot 2014 stond de uit een Waalse emigrantenfamilie afkomstige John Houblon, de eerste governor van de Bank of England, op het 50 pondbiljet.[2]
Externe links
De bankbiljetten van het Verenigd Koninkrijk (de) (en)
Bronnen, noten en/of referenties
|
Europese munteenheden
Eurozone: | euro |
Scandinavië: | Deense kroon · Faeröerse kroon · IJslandse kroon · Noorse kroon · Zweedse kroon |
Brits pond en gerelateerd: | Brits pond · Gibraltarees pond · Guernseypond · Jerseypond · Isle of Man-pond |
Centraal-Europa: | Hongaarse forint · Poolse złoty · Tsjechische kroon · Zwitserse frank |
Oost-Europa: | Kazachse tenge · Oekraïense grivna · Russische roebel (Rusland, Abchazië en Zuid-Ossetië (niet erkend)) · Transnistrische roebel (niet erkend) · Wit-Russische roebel |
Zuidoost-Europa: | Albanese lek · Bosnische inwisselbare mark · Bulgaarse lev · Kroatische kuna · Macedonische denar · Moldavische leu · Roemeense leu · Servische dinar · Turkse lira (Turkije en Noord-Cyprus (niet erkend)) |
Kaukasus: | Armeense dram (Armenië en Artsach (niet erkend)) · Azerbeidzjaanse manat · Georgische lari |
Hoofdpagina's: | euro · euromunten · eurobankbiljetten · eurozone · euroteken · euro-herdenkingsmunt · herdenkingsmunten van € 2 · meerwaardeherdenkingsmunten |
Gerelateerde pagina's: | ding flof bips · Eonia · Euribor · ECB · Stabiliteits- en Groeipact |
Geschiedenis: | Europees Monetair Systeem (I: ECU, II: WKM, III: WKM II, IV: EMU) · Europees Monetair Instituut |
Eurozone: | EU: België · Cyprus · Duitsland · Estland · Finland · Frankrijk · Griekenland · Ierland · Italië · Letland · Litouwen · Luxemburg · Malta · Nederland · Oostenrijk · Portugal · Slovenië · Slowakije · Spanje |
Niet-EU (met akkoord): Andorra · Monaco · San Marino · Vaticaanstad | |
Niet-EU (zonder akkoord): Kosovo · Montenegro | |
EU-lidstaten die euro gaan invoeren: | Bulgarije · Hongarije · Kroatië · Polen · Roemenië · Tsjechië · Zweden |
EU-lidstaten met uitzonderingsbepaling: | Denemarken · Verenigd Koninkrijk |
Pre-euro munteenheden: | ECU · Belgische frank · Cypriotisch pond · Duitse mark · Estische kroon · Finse mark · Franse frank · Griekse drachme · Iers pond · Italiaanse lire · Letse lats · Litouwse litas · Luxemburgse frank · Maltese lire · Monegaskische frank · Nederlandse gulden · Oostenrijkse schilling · Portugese escudo · San Marinese lire · Sloveense tolar · Slowaakse kroon · Spaanse peseta · Vaticaanse lire |
Resterende munteenheden WKM II: | Deense kroon |
Resterende munteenheden EU: | Brits pond · Bulgaarse lev · Gibraltarees pond · Hongaarse forint · Kroatische kuna · Poolse złoty · Roemeense leu · Tsjechische kroon · Zweedse kroon |