De Nederlandsche Bank
De Nederlandsche Bank | ||||
Hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank aan het Frederiksplein in Amsterdam (2013). | ||||
Oprichting | 25 maart 1814 | |||
Oprichter(s) | Koning Willem I | |||
Eigenaar | Staat der Nederlanden | |||
Sleutelfiguren | Klaas Knot (president) | |||
Land | Nederland | |||
Hoofdkantoor | Amsterdam | |||
Sector | Centrale bank | |||
Website | http://www.dnb.nl/ | |||
|
De Nederlandsche Bank NV (DNB) is de centrale bank van Nederland. De Bank is in 1814 opgericht door koning Willem I en heeft het Nederlandse monopolie op de uitgifte van bankbiljetten. De Nederlandse Staat is sinds 1948 enig aandeelhouder van de NV.
Tot Nederland in 1999 toetrad tot de Economische en Monetaire Unie stelde De Nederlandsche Bank de rentetarieven in Nederland vast. De president van de bank is kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER).
Inhoud
1 Geschiedenis
2 De bankwet van 1998
3 Taken
3.1 Splitsing verantwoordelijkheden
3.2 Toezicht Nederlandse banken
3.2.1 Europees bankentoezicht
3.2.2 Nationale resolutieautoriteit
4 Fusie met PVK
5 Goudvoorraad
6 Kerncijfers
7 Huisvesting
8 Presidenten
9 Zie ook
10 Externe links
Geschiedenis
Media afspelen
Van 1609 tot 1820 konden kooplieden bij de Amsterdamsche Wisselbank vreemd geld wisselen, en betalingen afhandelen. Kredieten verstrekte de Wisselbank niet. Nederland had zwaar geleden in de Franse tijd en een kredietverstrekker was nodig om de economie weer op gang te brengen. Op 25 maart 1814 tekende Willem I het besluit tot de oprichting van De Nederlandsche Bank (DNB).[1] DNB kreeg een belangrijke rol als kredietinstelling, om leningen aan het bedrijfsleven te verstrekken, maar werd ook een circulatiebank, een bank die van de overheid het recht kreeg bankbiljetten uit te geven.[1] DNB kreeg geen monopolie op de uitgifte van bankbiljetten, maar was als enige vrijgesteld van zegelrecht.[2] Dit was een belasting op bankbiljetten. Tot slot werd bepaald dat het namaken van biljetten van DNB strafbaar was. De aandelen van DNB werden niet alleen door de Staat gehouden, ook particulieren konden deze kopen.[2]
Na 1850 groeide de Nederlandse economie. DNB had veel edelmetaal in de kluizen liggen en kon hierdoor veel kredieten verstrekken.[2] DNB groeide uit tot een nationale bank, hetgeen Willem I in 1814 wilde bereiken. Bij de Bankwet van 1863 kreeg DNB de opdracht agentschappen te openen in heel het land.[2] Een aantal jaren later had ze een landelijk filialennet. Aan het einde van de 19e eeuw kwamen er meer particuliere banken die een breder dienstenpakket aanboden en daarmee klanten van DNB wegkaapten.[2] De rol van DNB veranderde geleidelijk, van kredietverschaffer aan bedrijven naar kredietverschaffer voor het bankwezen. DNB wilde inzage hebben in de financiële positie van de banken en dit was de eerste stap in de rol van toezichthouder.[2] Tijdens de Eerste Wereldoorlog en de economische crisis van 1929 nam de centrale rol van DNB binnen het Nederlandse bankwezen sterk toe. In 1936 kwam een einde aan de gouden standaard in Nederland.[3] Bankbiljetten waren niet langer inwisselbaar voor goud en de acceptatie van papiergeld werd een kwestie van vertrouwen.[3]
In 1948 volgde een nieuwe Bankwet met een nieuwe taak op het gebied van wisselkoersbeleid.[3] In artikel 9, lid 1 stond: “… de waarde van de Nederlandse geldeenheid te reguleren op zodanige wijze als voor ’s land welvaart het meest dienstig is en daarbij die waarde zoveel mogelijk te stabiliseren…” Onder invloed van Keynes koos Nederland er verder voor de conjunctuur te beïnvloeden door een harmonieus monetair en sociaaleconomisch beleid te gaan voeren.[3] Winst was niet meer de belangrijkste drijfveer voor DNB. DNB werd in 1948 genationaliseerd.[3]
De bank kreeg verder de taak toezicht uit te oefenen op de kredietinstellingen hetgeen in 1952 formeel werd vastgelegd in de Wet toezicht kredietwezen (Wtk). In 1978 werd een nieuwe Wtk van kracht. De groei van het bankwezen en de vervaging van het onderscheid tussen typen banken vereisten uitvoeriger bedrijfseconomisch toezicht. De DNB kreeg meer controle-instrumenten en ook vielen meer financiële instellingen, waaronder de hypotheekbanken, onder het toezicht. Ondanks het verscherpte toezicht ging in 1982 de Tilburgsche Hypotheekbank failliet. De WestlandUtrecht Hypotheekbank en de Friesch-Groningsche Hypotheekbank kwamen ook in de problemen maar deze werden overgenomen door kapitaalkrachtige verzekeringsmaatschappijen. De hypotheekbanken kwamen in de problemen door een sterke stijging van de reële rente en een terugvallende economische groei waardoor de prijzen voor onroerend goed sterk daalden. In die tijd ging de Amsterdam-American Bank failliet en moest Slavenburg's bank gered worden. Door al deze problemen bij vijf banken in twee jaar tijd rezen grote twijfels, nationaal en internationaal, over de kwaliteit van het toezicht door DNB.[4]
Ter verdere bescherming van de belangen van crediteuren introduceerde de Wtk-1978 een collectieve garantieregeling. Dit was een depositoverzekering die garandeerde dat rekeninghouders in het geval dat hun bank failliet zou gaan hun tegoeden tot een zeker maximum zouden terugkrijgen.
De bankwet van 1998
In 1999 werd de DNB onderdeel van het Europees Stelsel van Centrale Banken.
DNB is door de wijziging van de Bankwet in 1998 formeel bestuurlijk geheel onafhankelijk geworden van de Staat. De Staat is nog wel enige aandeelhouder. Deze wijziging was noodzakelijk, zodat DNB toe kon treden tot het Europees Stelsel van Centrale Banken. Feitelijk betekent het de volledige overdracht aan de Europese Centrale Bank (ECB), waardoor Nederland niet zelf meer de gelduitgifte kan regelen.
Artikel 104 van het Verdrag van Maastricht uit 1992 bepaalt daarnaast ondubbelzinnig: "De centrale bank is in het geheel niet gehouden om de regering van krediet te voorzien, de centrale bank kan niet gedwongen worden zulk een krediet te verschaffen". Door deze Europese wet is de ECB feitelijk een kopie geworden van de Amerikaanse Federal Reserve (FED).
De Nederlandse regering kan nu een begrotingstekort alleen financieren door het uitgeven van schatkistpapier en obligaties. Particulieren, pensioenfondsen en financiële instellingen verschaffen daarmee krediet aan de staat. Samen met die volledige overdracht van DNB aan de ECB is het voor Nederland sinds 1998 niet meer mogelijk om zonder schulden aan te gaan de nationale economie van een ruimere geldhoeveelheid te voorzien. Nederland kan door de invoering van de euro niet meer zelfstandig de hoeveelheid geld in omloop regelen.
DNB is een naamloze vennootschap die als zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB). Het dagelijkse bestuur is in handen van de directie. De DNB kent een Raad van Commissarissen die door De Kroon wordt benoemd op voordracht van de Gemeenschappelijke Vergadering van directie en commissarissen. De raad van commissarissen staat onder voorzitterschap van Wim Kuijken, de Bankraad onder voorzitterschap van Arnoud Boot.
De bijeenkomsten en notulen van DNB aandeelhoudersvergaderingen zijn verder geheim voor niet-aandeelhouders, zoals voor elke vennootschap.
Taken
De kerntaak van DNB is zorgen voor financiële stabiliteit en daarmee een bijdrage te leveren aan de welvaart in Nederland, door:
- samen te werken met andere nationale centrale banken binnen het Eurosysteem voor prijsstabiliteit ofwel lage inflatie;
- een soepele, betrouwbare en efficiënte afwikkeling van het betalingsverkeer te bewerkstelligen;
- erop toe te zien dat financiële instellingen, waaronder banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, voldoende vermogen hebben om aan hun verplichtingen te voldoen en een solide en integere bedrijfsvoering hebben en
- geeft (on)gevraagd economisch advies ten bate van goede (inter)nationale besluiten op de hierboven genoemde punten.
Splitsing verantwoordelijkheden
DNB heeft in essentie twee hoofdtaken, maar één president. Voor de monetaire taak, om te zorgen voor stabiele prijzen, moet de centrale bank volledig onafhankelijk zijn van bijvoorbeeld de politiek. De huidige president van DNB, Klaas Knot, moet als lid van het bestuur van de ECB vrij kunnen besluiten over het te voeren monetaire beleid. Als toezichthouder is DNB wel verantwoording schuldig aan de politiek. Jan Sijbrand is verantwoordelijk voor het bankentoezicht, het toezichtbeleid en het toezicht op de verzekeraars. Hij wordt per 1 juli 2018 opgevolgd door Else Bos, voormalig bestuursvoorzitter van pensioenuitvoerder PGGM.[5]
Toezicht Nederlandse banken
Europees bankentoezicht
Op 4 november 2014 is een deel van het toezicht op zeven grote Nederlandse banken overgegaan naar de ECB.[6] Dit zijn ING Bank, ABN Amro, Rabobank, SNS Bank, BNG Bank, NWB Bank en RBS NV.[6] De ECB zal in nauwe samenwerking met DNB verantwoordelijk zijn voor het toezicht op deze banken. DNB blijft toezicht houden op de minder grote Nederlandse banken waarbij wel de werkwijze wordt gelijkgetrokken met die van de ECB.[6] Tot slot blijft DNB verantwoordelijk voor het integriteitstoezicht op alle banken.[6] De nieuwe werkwijze heeft geleid tot een herinrichting van het toezicht bij DNB. Per 1 november 2014 zijn er vier nieuwe divisies gevormd, die qua structuur en samenhang aansluiten bij de wijze waarop samen met de ECB toezicht wordt gehouden.[6] De vier divisies betreffen een divisie voor het toezicht op Europese banken, een voor het toezicht op nationale instellingen, een divisie voor het on-site toezicht bij banken en bancaire expertise, en een laatste divisie voor zogenoemde horizontale functies en integriteit.[6]
Nationale resolutieautoriteit
DNB is verder aangewezen als nationale resolutieautoriteit.[7] Vanaf 1 januari 2015 is er een Europees resolutiemechanisme in werking getreden. De Europese autoriteit zit in Brussel en DNB werkt hiermee intensief samen. De eerste richt zich op grote internationaal actieve banken en DNB beperkt zich tot kleinere Nederlandse banken met weinig internationale activiteiten.[7] Samen met de banken wordt een plan gemaakt voor het geval een bank in problemen raakt. De maatregelen kunnen ingrijpend zijn zoals het opsplitsen van de bank of de verplichting dat aandeelhouders en crediteuren meebetalen aan de financiële schade. De kans wordt kleiner dat de belastingbetalers in zo’n geval voor de schade opdraaien.[7] Bij DNB is directielid Frank Elderson als eerstverantwoordelijke aangewezen.
Fusie met PVK
Per 30 oktober 2004 fuseerde DNB met de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK, die voor 2001 de naam Verzekeringskamer had). De centrale bank heeft hiermee een belangrijke rol als toezichthouder op deze financiële instellingen gekregen, naast het traditionele toezicht dat hij al had op de gewone banken.
Toestemming van DNB is nodig voor het oprichten van een pensioenfonds of verzekeraar. Deze wordt alleen gegeven als het fonds of de levensverzekeraar over voldoende financiële middelen beschikt én door deskundige en integere bestuurders wordt geleid. DNB controleert pensioenfondsen op basis van de Pensioenwet (Pw) en levensverzekeraars op basis van de Wet financieel toezicht (Wft). Door goed toezicht neemt de kans af dat een pensioenfonds of levensverzekeraar in financiële moeilijkheden komt waardoor de rechthebbenden geen aanspraak meer kunnen maken op hun inleg of opgebouwde vermogen.
In geval van moeilijkheden kan DNB financiële herstelplannen opleggen voor verzekeringsmaatschappijen waarvan de financiële positie zwak is of stille curatoren aanstellen om de bestuurskracht te verstevigen of een productiestop opleggen. In dit laatste geval mag de verzekeraar geen nieuwe polissen meer afsluiten. Voor de pensioenfondsen gelden vergelijkbare maatregelen met uitzondering van de productiestop.
Goudvoorraad
Sinds 1991 heeft DNB van de goudreserve van 1700 ton ongeveer 1100 ton verkocht. Destijds is vastgesteld dat DNB in vergelijking tot andere centrale banken relatief veel goud bezat. Besloten is de goudhoeveelheid meer in lijn te brengen met andere belangrijke goudhoudende landen. De verkoopopbrengsten zijn toegevoegd aan de algemene reserves van DNB en rentedragend belegd.
In 2014 heeft DNB in het geheim een deel van het goud dat opgeslagen lag in de Verenigde Staten teruggehaald. Voor deze actie lag 11% van de in totaal 612 ton aan goud in Nederland en 51% was opgeslagen in New York.[8] Verder ligt 20% van het goud in Canada en 18% in het Verenigd Koninkrijk.[8] Het aandeel van de goudvoorraad in Amsterdam is nu verhoogd tot 31%.[8] De goudvoorraden in Ottawa en Londen zijn onveranderd. Door de daling van de goudprijs in 2014 is de waarde van de goudvoorraad met bijna 8 miljard euro gedaald naar ruim 17 miljard euro.[8]
In oktober 2016 maakte DNB bekend dat de goudvoorraad van Amsterdam naar Camp New Amsterdam (Vliegbasis Soesterberg) wordt verplaatst.[9] Hiervoor wordt het Cash Center gebouwd op de basis. Niet alleen de goudvoorraad wordt verplaatst, ook de sortering en distributie van bankbiljetten vindt vanaf 2022 plaats op Camp New Amsterdam.
Kerncijfers
Als grote N.V. brengt DNB jaarlijks in maart haar jaarcijfers uit. In 2010 bedroeg de nettowinst 1.649 miljoen euro (2009: 1.707 miljoen). Er werd gewerkt door 1.538 fte (2009: 1.513). De belangrijkste inkomsten van de bank zijn rentebaten op buitenlandse valuta en eurobeleggingen en goud. Voor de uitvoering van haar taken maakte de bank in 2010 voor 318 miljoen euro aan kosten. Dit betreft personeels- en huisvestingskosten, maar ook de productiekosten van bankbiljetten.
Als enige aandeelhouder van DNB ontvangt de Nederlandse Staat een dividend. Het dividend is gelijk aan 95% van het totale resultaat, exclusief de winst op de verkoop van goud. De resterende 5% wordt toegevoegd aan de algemene reserve van de bank. In 2010 en 2009 werd er geen winst gemaakt op de goudverkopen en keerde DNB 1.567 miljoen euro uit in 2010 (2009: 1.565 miljoen). In het 4e kwartaal keert de bank traditioneel een interim-dividend uit ter grootte van twee derde van het verwachte dividend over het gehele boekjaar. In 2010 keerde DNB een interim-dividend uit van 1.022 miljoen euro. In december 2011 besloot de bank géén interim-dividend uit te keren vanwege de onzekere financiële situatie in Europa. Er is wel een slotdividend uitgekeerd van 750 miljoen euro over 2011.
Huisvesting
DNB is gevestigd te Amsterdam, aanvankelijk aan de Oude Turfmarkt, waar nu het Allard Pierson Museum is gehuisvest, en sinds 1968 in een kantoorgebouw aan het Frederiksplein (bezoekadres Westeinde 1). Dit gebouw naar een ontwerp uit 1961 van Marius Duintjer staat op de plaats van de in 1960 afgebroken Galerij en de tuin van het in 1929 afgebrande Paleis voor Volksvlijt. In 1991 werd naar een ontwerp van Jelle Abma een ronde tweede toren, de Satelliet, aan het gebouw toegevoegd.
Presidenten
Aan het hoofd staat een president. Deze wordt benoemd voor een periode van zeven jaar.
- 2011-heden: Klaas Knot
- 1997-2011: Nout Wellink
- 1982-1997: Wim Duisenberg
- 1967-1981: Jelle Zijlstra
- 1946-1967: Marius Holtrop
- 1945-1946: Leonardus Trip
- 1941-1945: Meinoud Rost van Tonningen
- 1931-1941: Leonardus Trip
- 1912-1931: Gerard Vissering
- 1891-1912: Norbertus van den Berg
- 1885-1891: Nicolaas Pierson
- 1863-1884: Willem Mees
- 1858-1863: Hendrik Croockewit
- 1844-1858: Abraham Fock
- 1835-1844: Willem Mogge Muilman
- 1828-1835: Jacob Fock
- 1827-1828: Jaques Teysset
- 1816-1827: Jan Hodshon
- 1814-1816: Paul Iwan Hogguer
Zie ook
- Beauftragte voor de Nederlandsche Bank
- Nederlandse gulden
- Nederlandse euromunten
- Johanna Borski
Externe links
- Officiële website
- Jaarverslag DNB 2011 - dnb.nl
Zie de categorie Nederlandsche Bank van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp. |
Bronnen, noten en/of referenties
|