Indeling van zaadplanten naar levensduur
|
---|
monocarpisch = hapaxant (eenmaal bloeiend)
eenjarige plant
tweejarige plant
- meerjarige plant
- overblijvend = polycarpisch (vaker bloeiend)
vaste plant = overblijvend kruid
- houtige plant
- boom
struik = heester
- liaan
|
Een kruidachtige plant of kruid is een vaatplant die niet of in zeer geringe mate verhout is en geen (of nauwelijks) secundaire diktegroei kent. Kruidachtige planten hebben dus geen stam, stengels of takken die jaarlijks dikker worden.
Kruidachtige planten worden in flora's kruiden genoemd, zoals in de 22ste druk van Heukels' Flora van Nederland. Een kruidachtige plant kan eenjarig, tweejarig, meerjarig of vast (overblijvend) zijn.
Het begrip kruidachtige plant is een ander begrip dan "kruid", zoals het gebruikt wordt voor planten of een delen daarvan, die voor een bepaald doel gebruikt worden zoals medicinaal (medicinale kruiden), of specerijen, keukenkruiden en tuinkruiden om gerechten van een bepaalde smaak te voorzien. De meeste kruidachtige planten zijn geen "kruid" in deze zin van het woord. Specerijen die in de keuken gebruikt worden, zijn niet altijd afkomstig van kruidachtige planten; rozemarijn heeft houtige stengels, kaneel is de binnenbast van enkele boomsoorten en laurierbladeren groeien aan een boom (Laurus nobilis).
Onkruiden zijn planten die, afhankelijk van het grondgebruik op de plaats ze groeien, lokaal ongewenst zijn. De term "onkruid" wordt met name gebruikt door hoveniers, groenbeheerders, tuinliefhebbers, landbouwers en in de bestrijdingsmiddelenhandel.
Enkele voorbeelden van kruidachtige planten:
Wetenschappelijke naam
|
Nederlandse naam
|
---|
Stellaria media
|
Vogelmuur
|
Cichorium intybus
|
Wilde cichorei
|
Lamium album
|
Witte dovenetel
|
Digitalis purpurea
|
Vingerhoedskruid
|
Veronica chamaedrys
|
Gewone ereprijs
|
Fragaria ×ananassa
|
Aardbei
|
Gypsophila paniculata
|
Gipskruid
|
Papaver nudicaule
|
IJslandse papaver
|
Taraxacum officinale
|
Paardenbloem
|
Fallopia japonica
|
Japanse duizendknoop
|
Heracleum mantegazzianum
|
Reuzenberenklauw
|
Zie ook
Beschrijvende plantkunde: terminologie voor zaadplanten
|
---|
Levensvorm, groeivorm: |
boom · chamaefyt · eenjarige plant · epifyt · fanerofyt · geofyt · groeivorm · hapaxant · helofyt · hemikryptofyt · houtige plant · hydrofyt · kruidachtig · levensduur · levensvorm · meerjarige plant · monocarpisch · overblijvende plant · struik · teloomtheorie · therofyt · tweejarige plant · vaste plant · waterplant
|
Wortel: |
bijwortel · centrale cilinder · diktegroei · endodermis · exodermis · luchtwortel · penwortel · pericambium · pericykel · rhizodermis · rizoïde ·secundaire diktegroei · centrale cilinder · topmeristeem · wortel · wortelhaar · wortelmutsje · zijwortel
|
Stengel: |
bast · cambium · centrale cilinder · concaulescentie · diktegroei · knoop · lenticel · metatopie · stekel · stele · stengel · tak · topmeristeem · stam · uitloper · vertakking · wortelstok
|
Blad: |
ader · blad · bladgroen · bladgroenkorrel · bladkussen · bladmoes · bladnerf · bladschede · bladschijf · bladstand · bladsteel · bladvoet · catafyl · cladoprofyllum · chlorenchym · fyllotaxis · hoofdnerf · kokertje · ligula · nerf · nervatuur · prefoliatie · ptyxis · steunblaadje · tongetje · tuitje · vernatie · zaadlob · zijnerf
|
Bloem, gameet, spore: |
androecium · androfoor · androgynofoor · anthofoor · anthere · anthotaxis · bijkelk · bloemstengel · bloeiwijze · bloemgestel · bloem · bloembodem · bloembekleedsel · bloemdek · bloemdekblad · bloemkroon · bloemstengel · bractee · calyx · carpel · carpofoor · caulis · connectivum · corolla · discus · epicalyx · filament · funiculus · gametofyt · gynoecium · gynofoor · helmbindsel · helmdraad · helmhokje · helmhokje · hoogteblad · hypanthium · hypsofyl · inflorescentie · integument · kegel · kelk · kelkblad · knopligging · kroon · kroonblad · macrospore · meeldraad · meeldraaddrager · microspore · navelstreng · nucellus · omwindsel · ovarium · ovulum · periant · perigoon · petaal · placenta · pollenbuis · receptaculum · schijf · schutblad · sepaal · sporangium · spore · sporofyl · sporophyllum · sporofyt · stamper · stamperdrager · stempel · stengel · stigma · stijl · stylopodium · stylus · strobilus · tepaal · theca · vruchtbeginsel · vruchtblad · zaadbeginsel · zaadknop · zaadknopkern · zaadknopkern · zaadlijst
|
Vrucht, zaad, kieming: |
carpel · cotyl · cryptocotylair · embryo · endosperm · epigeïsch · fanerocotylair · hypogeïsch · integument · kieming · kiemopening · kiemwit · mierenbroodje · perisperm · pluimpje · schijnvrucht · vaatmerk · vrucht · vruchtbeginsel · vruchtblad · zaad · zaadhuid · zaadlijst · zaadlob · zygote
|
Morfologie & anatomie:
|
apoplast · blad · bladgroenkorrel · bladstand · bloeiwijze · bloem · boomkruin · celwand · chloroplast · collenchym · cortex · cuticula · eicel · epidermis · felleem · fellogeen · felloderm · fenologie · floëem · fytografie · gameet · gametofyt · groeivorm · haar · houtvat · huidmondje · hypodermis · intercellulair · kelk · klierhaar · bloemkroon · kurk · kurkcambium · kurkschors · levensduur · levensvorm · merg · meristeem · middenlamel · palissadeparenchym · parenchym · periderm · plantaardige cel · plastide · schors · sclereïde · sclerenchym · spermatozoïde · sponsparenchym · sporofyt · stam · steencel · stengel · stippel · symplast · tak · thallus · topmeristeem · trachee · tracheïde · tylose · vaatbundel · vacuole · vrucht · wortel · xyleem · zaad · zaadcel · zeefvat · zygote
|
|