Ideologie
Politieke ideologieën |
---|
Dit artikel is een deel van de reeks over politiek |
Ideologie |
Anarchisme |
Christendemocratie |
Communisme |
Communitarisme |
Conservatief-liberalisme |
Conservatisme |
Ecologisme |
Fascisme |
Franquisme |
Feminisme |
Islamisme |
Klassiek liberalisme |
Liberalisme |
Libertarisme |
Linksnationalisme |
Nationalisme |
Pan-nationalisme |
Progressief liberalisme |
Nationaalsocialisme |
Neoliberalisme |
Sociaaldemocratie |
Socialisme |
Portaal Politiek |
Een ideologie is een geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de maatschappij, dat leeft binnen een maatschappelijke groep, met name een politieke partij, een denkstroming of een sociale klasse. Het kan zowel een beschrijvende term zijn als een normatieve. In de normatieve (negatieve) zin is ideologie een verstoring van het sociaal bewustzijn van een groep, waardoor deze zijn eigen belang niet inziet. Eventueel wordt dit verklaard doordat een economisch of politiek dominante groep eveneens ideologisch dominant is en zo zijn heerschappij legitimeert.
Inhoud
1 Begripsgeschiedenis
2 Ideologie in de politiek
3 Randbegrippen
3.1 Spiegelbegrippen
4 Noten
5 Zie ook
Begripsgeschiedenis
Het begrip werd gelanceerd door de Franse verlichtingsfilosoof Antoine Destutt de Tracy, die er de wetenschap der ideeën mee bedoelde. Vandaar werd "ideoloog" een synoniem voor philosophe, de zelfbenaming van de intellectuelen van de Verlichting.[1]
De negatieve connotatie van het begrip ideologie danken we aan Napoleon Bonaparte, die na zijn veldtocht naar Rusland de schuld van zijn nederlaag bij de ideologen legde. Karl Marx en Friedrich Engels gebruikten het ideologiebegrip eveneens in negatieve zin, met name in De Duitse ideologie, als tegendeel van materialisme en wetenschap. Ideologie omvat dan religie en andere verstoringen waardoor de mens zich niet bewust is van zijn sociaaleconomische situatie. Marx en Engels lieten geen uitgebreide theorie van de verbreiding van ideologie na; hun navolgers hebben diverse theorieën ontwikkeld.
Bij Lenin wordt ideologie weer een neutraal begrip. Bij elke klasse hoort bij hem een juiste ideologie die de belangen van die klasse weerspiegelt. Omdat de arbeidersklasse zijn socialistische ideologie niet volledig ontwikkeld heeft, moet de voorhoedepartij deze onder de arbeiders verbreiden.
Andere auteurs die binnen de traditie van het marxisme over ideologie hebben nagedacht zijn Antonio Gramsci (hij spreekt over 'hegemonie') en Louis Althusser. Ook de kritische theorie is schatplichtig aan het ideologiebegrip van het westers marxisme, dat er kort op neerkomt dat de heersende klasse een dominante cultuur uitdraagt die ook door de onderliggende klassen omarmd wordt. In deze betekenis is het verwant aan begrippen als cultuur en vertoog, belangrijke begrippen in de postmoderne filosofie.
Een soortgelijke, maar niet-normatieve analyse van ideologie is te vinden bij de positivist Theodor Geiger. Geigers begrip van ideologie is zo breed, dat hij er vrijwel iedere normatieve uitspraak onder schaart.
Nicholas Abercrombie en Bryan Turner hebben op een probleem in de theorie van een heersende ideologie gewezen. Volgens hen kan ten eerste het christendom, doorgaans beschouwd als dominante ideologie in het feodale tijdperk, moeilijk de ideologie van de boerenklassen geweest zijn, omdat de kerk de grootste moeite moest doen om zelfs communie nageleefd te krijgen. Eenzelfde probleem doet zich voor bij het individualisme, dat in het vroege kapitalisme vooral bij de opkomende (maar nog niet dominante) burgerij leefde, niet bij het proletariaat.[2]
Ideologie in de politiek
Een ideologie heeft drie indelingen, een descriptieve of analytische (1), prescriptieve of normatieve (2) en een operationele (3).[bron?]
- (1): Het begrip beschrijft hoe het huidige wereldbeeld eruitziet.
- (2): Er wordt een utopie beschreven van hoe de wereld er moet uitzien, hieruit komen de waarden en normen.
- (3): Ideologie als omschrijving hoe men van (1) naar (2) dient te gaan.
Ideologieën kunnen algemeen van aard zijn, maar zich ook specifiek toespitsen op een bepaald aspect van de samenleving, zoals de politiek (bijvoorbeeld imperialisme of globalisme) of het economisch stelsel (bijvoorbeeld het kapitalisme).
Randbegrippen
Spiegelbegrippen
Men stelt mensen die sterk een ideologie aanhangen en daar erg principieel/beginselvast in zijn (zie: fundamentalisme) vaak tegenover pragmatische mensen. Desondanks zou men het pragmatisme ook als een, weliswaar beperkte, ideologie kunnen beschouwen. Er ontstaat dus een lineair continuüm: Beginselvast = Pragmatisch.[bron?]
Noten
↑ Bart Tromp, De wetenschap der politiek - verkenningen, DSWO, 1993, 245 e.v..
↑ Nicholas Abercrombie; Bryan S. Turner, The Dominant Ideology Thesis. The British Journal of Sociology 29(2):149-170 (1978).
Zie ook
- Isme
- Politiek spectrum
Beluister | (info) |