Willem Witsen

































Willem Witsen


Zelfportret bij de villa in Ede, ca. 1893

Zelfportret bij de villa in Ede, ca. 1893


Persoonsgegevens
Volledige naam Willem Arnoldus Witsen
Pseudoniem W.J. van Westervoorde, W.J. Verberchem
Geboren
Amsterdam, 13 augustus 1860
Overleden Amsterdam, 13 april 1923
Beroep(en)
schilder, tekenaar, etser, fotograaf, schrijver


RKD-profiel





Portaal: 

Kunst & Cultuur


Willem Arnoldus (Willem) Witsen (Amsterdam, 13 augustus 1860 – aldaar, 13 april 1923) was een Nederlands schilder, tekenaar, etser, graficus, fotograaf en schrijver. Hij kwam uit de welgestelde patriciersfamilie Witsen, waartoe ook de 17e-eeuwse regenten Cornelis Jan Witsen en diens zoon Nicolaes Witsen behoorden.




Inhoud






  • 1 Levensloop


  • 2 Werken


  • 3 Foto's en brieven


  • 4 Witsenhuis


  • 5 Familie


  • 6 Werk in openbare collecties (selectie)


  • 7 Literatuur


  • 8 Externe links


  • 9 Noten





Levensloop


Willem Witsen was een zoon van de koopman in ijzer Jonas Jan Witsen (1819-1901) en Jacoba Elisabeth Bonekamp (1826-1873). Hij groeide op aan de Prinsengracht 530. In 1867 verhuisde de familie naar het Westeinde, in het hoekhuis met de Nicolaas Witsenkade. Van 1876 tot 1884 nam hij tekenlessen aan de Rijksakademie van beeldende kunsten aan de Stadhouderskade; aanvankelijk 's avonds, vanaf 1878 voltijds. In die periode was hij bestuurslid van de naar de schutspatroon van de schilderkunst vernoemde kunstenaarsvereniging Sint Lucas. In 1880 werd hij vrijgesteld voor militaire dienst; zijn fysieke kenmerken werden genoteerd.[1] Tot december 1881 verbleef hij samen met Piet Meiners in Antwerpen om daar lessen te nemen. Witsen wilde stadsgezichten schilderen, maar in de trant van de Haagse school. Tussen 1882-84 woonde hij in de Govert Flinckstraat 82, toen nieuwbouw, samen met Piet Meiners. In 1885 richtte hij de Nederlandsche Etsclub op.[2] In 1881 kocht zijn vader landgoed Ewijckshoeve bij Lage Vuursche, waar Witsen in 1885 regelmatig verbleef, samen met Jacobus van Looy. Vanaf april 1887 werkte hij enkele maanden in het atelier van zijn vriend George Breitner aan de Oude Schans 5, met uitzicht op de Montelbaanstoren. Van 1888 tot 1891 verbleef Witsen in Camden (Londen). Hier zag hij het werk van James McNeill Whistler en kreeg hij interesse in fotografie. In 1891 keerde hij terug naar Amsterdam waar hij lid werd van kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae.




De Montelbaanstoren door Willem Witsen, die er tegenover werkte; de prent is in spiegelbeeld afgedrukt.


Witsen behoorde tot de Tachtigers, een groep jonge kunstenaars met grote artistieke en zelfs politieke invloed in de jaren tachtig van de 19e eeuw. Schilders als George Hendrik Breitner, Isaac Israëls, Eduard Karsen en Jan Veth, de componist Alphons Diepenbrock en schrijvers als Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey, Hein Boeken, Frans Erens en Herman Gorter behoorden tot zijn directe vriendenkring. Het statige pand aan het Oosterpark, waar Israels werkte, werd in 1891 een ontmoetingsplek voor zijn vrienden. Hij was vooral goed bevriend met de dichter Willem Kloos, die een aantal gedichten aan hem had opgedragen in De Nieuwe Gids van oktober 1888. Witsen publiceerde enkele kunstrecensies onder pseudoniem in De Nieuwe Gidsen steunde het maandblad financieel.




De familie Witsen woonde op Westeinde 28 op de hoek, (foto rond 1875)


In 1890 had Witsen zich met de dichter en schrijver Betsy van Vloten, de dochter van een hoogleraar en vrijdenker, verloofd. Zij leerden elkaar kennen bij Frederik van Eeden, haar zwager. Hij huurde een kamer in Haarlem - waar Betsy woonde - maar hield ook zijn kamers in Londen aan. In 1893 trouwde het paar en betrok twee jaar later de villa Zonneberg in Ede. Witsen tekende in Laren (NH), Oisterwijk, en in 1898 in Rotterdam. Zijn prenten van Dordrecht maakte hij naar schetsen vanuit een roeibootje.[3] Het echtpaar kreeg drie zonen, maar hun huwelijk zou in juni 1902 worden ontbonden. Willem verhuisde van de Jacob van Lennepkade 63 naar de Overtoom 75. In september 1905 betrok Augusta Maria Schorr, de ex van zijn neef, de tweede verdieping op Oosterpark 82. In mei 1906 liet ook Witsen zich overschrijven. In april 1907 trouwden zij op huwelijkse voorwaarden. Hij schilderde bij Wijk bij Duurstede en Valkeveen, maar gaf het fotograferen op.


In 1914 waren zij in Leipzig en Venetië. In december vertrokken zij voor acht maanden naar San Francisco. Witsen richtte vier zalen in voor de Panama-Pacific International Exposition. In oktober 1920 maakte hij, samen met zijn vrouw en zwager, een reis naar Java, Nederlands-Indië. Ze brachten een bezoek aan de koffieplantage van haar broer. In mei 1921 waren ze terug. Twee jaar later overleed hij in OLGV aan een oude kwaal, bronchitis. Hij werd begraven op de De Nieuwe Ooster, in een graf waar ook Breitner twee maanden later begraven werd. Na zijn dood schreef Willem Kloos de sonnettenreeks Levensherinneringen aan Willem Witsen.



Werken


De zwaarmoedige, tobberige Witsen was geen echte impressionist. Daarvoor zijn de vaak winterse voorstellingen onder sombere luchten wat te streng. Tijdens zijn eerste eenmanstentoonstelling, bij kunsthandel Van Wisselingh en Co. in 1895, wilde de verkoop van de donkere schilderijen aanvankelijk niet erg vlotten. Een paar jaar later, na zijn tweede tentoonstelling, bleken zijn Rotterdamse prenten, een Amsterdamse serie, enkele gezichten op Ede, maar vooral een serie aquarellen, een groot succes. Prijzen op de Wereldtentoonstellingen in Parijs en St. Louis bezorgden hem internationale belangstelling.


Verstilde Amsterdamse stadsgezichten, zoals die van de Herengracht en Leidsegracht, Turfschepen in de Oude Schans en Huizen langs de Oude Waal behoren tot zijn sterkste werk.[4] Tussen 1910/11 en 1914 experimenteerde Witsen met een drijvend atelier om vanaf het water te kunnen werken. Dat is duidelijk te zien aan het lage gezichtspunt in veel van zijn werk, bijvoorbeeld Pakhuizen aan een Amsterdamse gracht op Uilenburg. Hij maakte prenten en schilderijen van zijn Venetiaanse indrukken opgedaan tijdens zijn korte verblijf in 1914. (Diverse van zijn prenten zijn spiegelbeeldig.) Hij experimenteerde met kleuretsen en aquatinten. Gedurende zijn hele carrière schilderde Witsen portretten en bloemstillevens.




Foto's en brieven


Zijn oorspronkelijk fotowerk verraadt de etser, die met grote aandacht voor uitsnede en gezichtspunt werkt in alle nuances van zwart-wit en ook in de techniek van het medium is geïnteresseerd.


Witsens in literair- en kunsthistorisch opzicht belangwekkende correspondentie staat op de site van de DBNL.[5]. Als gevolg van de samenwerking tussen de Koninklijke Bibliotheek en een groot aantal instellingen zijn duizenden persoonlijke documenten en foto’s betreffende Witsen en zijn kring digitaal toegankelijk via de online beeldbank Het geheugen van Nederland onder de titel: Willem Witsen, Tachtiger in brief en beeld[6].




Witsenhuis





Toorop in Witsens atelier



1rightarrow blue.svgZie Witsenhuis voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Witsenhuis is het voormalige atelier van Willem Witsen in Amsterdam. Daar werkten ook Isaac Israëls, Breitner en de beeldhouwster Saar de Swart. Witsen huurde een atelier vanaf 1891. Op 7 tot 11 november 1892 kwam Paul Verlaine op bezoek en schonk niet Witsen, maar Israels een dichtbundel.[7] Kloos en Boeken betrokken een verdieping in het pand tot de eerste ondergebracht werd in een inrichting in Velp (1895). Vervolgens huurde Witsen het hele pand; zijn echtgenote in spé en haar nichtje, werden onderhuurster. Vanaf 1906 bewoonde hij het pand permanent. In het hoge atelier liet Witsen een tussenverdieping aanbrengen. In december 1924 kocht Maria Schorr, de weduwe, Oosterpark 82. Schorr stelde zich op als schatbewaarder van haar overleden echtgenoot; haar huis werd een kluis, vermeldt Jessica Voeten, die als kind in het pand opgroeide als dochter van de dichter-vertaler Bert Voeten en de schrijfster Marga Minco. In 1934 is de weduwe acht maanden lang opgenomen geweest in de Valeriuskliniek. In 1936 bracht zij opnieuw een bezoek aan haar broer op Oost-Java. In 1940 schonk zij het pand aan de Nederlandse staat, bestemd als onderkomen van armlastige schrijvers. Aan de inrichting van de eerste verdieping is weinig veranderd en beperkt voor het publiek toegankelijk.



Familie




Achterzijde Ewijckshoeve


Witsen had twee broers en twee zussen. In 1873 stierf zijn moeder; 1879 zijn broer Karel in Batavia. In 1889 maakte Willem Witsens zuster, de zangeres Anna Witsen, een einde aan haar leven. Zij verdronk in de vijver van het buitenhuis van de familie, de Ewijckshoeve. Herman Gorter verwerkte de gebeurtenis in zijn gedicht in de zwarte nacht is een mensch aangetreden opgenomen in zijn bundel 'Verzen' (1890). Schrijver Arthur Japin liet zich in zijn toneelstuk Absinthe (2013) inspireren door Willem Witsens vriendenkring en de tragische omstandigheden rond de dood van zijn zuster Anna.



Werk in openbare collecties (selectie)



  • Rijksmuseum Amsterdam[8]


Literatuur




  • (nl) van Uuden, Cornelie & Pieter Stokvis (2007) – De gezusters van Vloten : De vrouwen achter Frederik van Eeden, Willem Witsen en Albert Verwey. Uitg. Bert Bakker, Amsterdam. 304 pgs. ISBN 978 90 351 3087 6


  • (nl) Heijbroek, J.F (2003) - Willem Witsen en Amsterdam. Uitg. THOTH Bussum. ISBN 90 6868 331 4


  • (nl) Groot, I.M. de, etc. (2003) Willem Witsen, schilderijen, tekeningen, prenten, foto's 1860-1923. Uitg. THOTH Bussum. ISBN 90 6868 330 6


  • (nl) Voeten, J (2003) Het Witsenhuis. Uitg. Atlas. ISBN 90 450 09080










Popular posts from this blog

Knooppunt Holsloot

Altaar (religie)

Gregoriusmis