Bandenspanning
Bandenspanning is de overdruk die in de banden van een voertuig aanwezig is.
Deze wordt gemeten met een bandenspanningsmeter en uitgedrukt in bar, atmosfeer, hectopascal of PSI (pound-force per square inch).
Inhoud
1 Eenheden
2 Juiste bandenspanning
3 Risico's van een onjuiste bandenspanning
3.1 Te lage bandenspanning (-0,5 bar)
3.2 Zeer lage bandenspanning (-1,5 bar)
3.3 Te hoge bandenspanning (+0,5 bar)
3.4 Meten van bandenspanning
4 Bandenspanning in de winter
5 "Werken" met bandenspanning
5.1 Terreinrijden
5.2 Terreinsporten
5.3 Snelheidssporten
6 Tips
7 Zie ook
Eenheden
Een atmosfeer is ongeveer gelijk aan de atmosferische druk. Een bar eveneens. Een millibar is het duizendste deel daarvan. Een hectopascal is gelijk aan een millibar.
Hoewel de officiële SI-eenheid voor druk de pascal is, wordt bandenspanning vaak uitgedrukt in bar, waarbij (per definitie) 1 bar overeenkomt met 100 000 pascal.
Juiste bandenspanning
De juiste bandenspanning is, vooral bij motorvoertuigen, cruciaal voor een optimaal weggedrag van het voertuig, maar is ook van belang voor een laag brandstofverbruik, een lage bandenslijtage en de veiligheid van de bestuurders en overige bestuurders op de weg. Aangeraden wordt om de bandenspanning eens per maand te controleren bij koude banden.
Bij auto's is de spanning ongeveer 2 bar. Bij fietsen is de spanning veel hoger, tot 8 of 10 bar.
Risico's van een onjuiste bandenspanning
Te lage bandenspanning (-0,5 bar)
Bij een te lage bandenspanning gebruikt het voertuig meer brandstof, en treedt ook een verhoogde bandenslijtage op, met name aan de "schouders" (de zijkanten van het loopvlak). Bij een veel te lage bandenspanning kan omgekeerde slijtage aan het bandenloopvlak ontstaan op hogere snelheden. Dit is het gevolg van de vervorming van het loopvlak die gerelateerd is aan de centrifugaalkracht. Dit resulteert dan in verhoogde slijtage midden op het loopvlak van de band, het deel dat het minst ondersteund en het dunst is, en daarmee het meest vervormbare deel van de band dat in contact staat met het wegoppervlak.
Zeer lage bandenspanning (-1,5 bar)
Erg zachte banden kunnen leiden tot ongelukken. Een oververhitte band heeft een verhoogd risico op een klapband. En bij 130 km/h en een klapband verliest een bestuurder vrijwel altijd de macht over het stuur met de gevolgen van dien.
Te hoge bandenspanning (+0,5 bar)
Een te hoge bandenspanning zorgt voor een verminderd rijcomfort, doordat de verende werking van de banden deels verloren gaat. Bij niet-radiaalbanden (komen niet meer voor op auto's en motoren) wordt de band te bol, waardoor het midden van het loopvlak harder slijt en de grip vermindert.
Een hoger dan normaal bandenspanning wordt aanbevolen voor politievoertuigen zodat er minder kans bestaat op te grote hitteontwikkeling (door vervorming van de band) en men een beter gevoel met het wegdek heeft. Iedere oneffenheid wordt als het ware doorgegeven aan de auto.
Daarnaast levert een te hoge druk bij niet-radiaalbanden een verkleind contactoppervlak op.
Meten van bandenspanning
Bandenspanning moet worden gemeten voordat men met het voertuig gaat rijden. De bandenspanning die in officiële documentatie van banden- en autoproducenten wordt vermeld, is gebaseerd op een buitentemperatuur van +20°C. Bij elke 10°C verschil is er bij een drukniveau van 2 bar 0,075 bar, afgerond dus 0,1 bar verschil in druk. Als de bandenspanning gemeten wordt bij een buitentemperatuur van nul graden Celsius, zal die 0,150 bar lager zijn dan bij een buitentemperatuur van +20°C.
Bandenspanning in de winter
De temperatuur buiten heeft invloed op de bandenspanning. Tijdens de winter wordt aangeraden om 0,2 bar extra toe te voegen.
"Werken" met bandenspanning
Soms is het nodig om met een enigszins verlaagde bandenspanning te rijden:
Terreinrijden
Bij het gebruik van auto's en motorfietsen in het terrein is het soms nodig en altijd gemakkelijk om de bandenspanning sterk te verlagen. Vooral wanneer het voertuig niet speciaal gemaakt is voor het gebruik in het terrein, zoals brandweervoertuigen bij bosbranden, zal het verlagen van de bandenspanning zeer grote verbeteringen geven.
Terreinsporten
Bij alle vormen van terreinsporten wordt gereden met een zeer lage bandenspanning. Bij cross- en enduromotoren is dit vaak slechts ca. 1 bar. Ook terreinauto's gebruiken een lage bandenspanning. In veel gevallen (zoals bij auto's in de Dakar-rally) is de bandenspanning tijdens het rijden aan te passen aan de omstandigheden. Bij alle vormen van trial, zowel bij auto's als trialmotoren, wordt met een extreem lage bandenspanning gereden, maar dit wordt gedaan om de banden makkelijker om uitstekende stenen, takken en rotsdelen te laten "grijpen".
Vaak is het zo dat er te weinig grip is bij de terreinomstandigheden met een band. Als er een lage bandenspanning in de band zit wordt het loopvlak ook breder en hierdoor is er ook meer grip “contact” met het wegdek / ondergrond.
Snelheidssporten
Bij snelheidssporten, zowel bij motorfietsen als auto's, wordt de basisbandenspanning relatief laag gehouden, omdat de banden tijdens het racen zeer warm worden, waardoor de lucht uitzet en de bandenspanning hoger wordt. Bij auto- en motorsprint en dragrace geldt hetzelfde: de bandenspanning is zeer laag, maar de banden worden door de hoge omtreksnelheid (centrifugaalkracht) weer rond. Bovendien wordt - vooral in de autorace - gebruikgemaakt van de bandenspanning om het weggedrag (over- en onderstuur) te verbeteren.
Tips
- De juiste bandenspanning is te vinden in het instructieboekje, maar in veel gevallen ook in een van de deurstijlen of aan de binnenzijde van het klepje van de brandstoftank.
- De temperatuur buiten heeft invloed op de spanning. Hoe lager de temperatuur, hoe lager de gemeten bandenspanning. Voeg daarom in de winter 0,2 bar extra toe.
- Controleer bij uw auto ook het reservewiel. Niets is vervelender dan een lekke band vervangen door een lege.
- Als een voertuig verschillende bandenspanningen heeft, zoals veel vrachtauto's, zorg dan dat het reservewiel op de hoogste bandenspanning is gebracht.
- Als u uw auto vastrijdt in het zand, verlaag dan de bandenspanning. Breng deze wel zo snel mogelijk weer op druk.
- Verwijder een inrijding (spijker of iets dergelijks) pas als de band vervangen of gerepareerd wordt. De spijker houdt de lucht binnen en markeert het lek.
- Gebruik bij voorkeur een eigen bandenspanningsmeter. U rijdt dan altijd met dezelfde "afwijking". Probeer deze bandenspanningsmeter te vergelijken met een geijkt exemplaar, bijvoorbeeld bij uw bandenhandelaar.
- Met name bij motorfietsen gaat de ontwikkeling van banden snel. Bij oudere motorfietsen is het daarom beter de juiste bandenspanning op te zoeken op de website van de bandenfabrikant. Het instructieboekje is immers gebaseerd op de banden uit het productiejaar van de motorfiets.
Zie ook
- Bandenspanningcontrolesysteem