Internationaal ruimtestation ISS
Het internationale ruimtestation (in het Engels: International Space Station, ISS, in het Russisch: Междунаро́дная косми́ческая ста́нция, МКС) is een ruimtestation dat in een baan om de aarde draait en door verschillende landen wordt gebouwd, bemand en bekostigd. Op 20 november 1998 werd de eerste module gelanceerd en sinds 2 november 2000 is het station permanent bewoond. Gedurende het eerste decennium van de 21e eeuw is het station continu uitgebreid. Op 27 mei 2011 werd de bouw van het ISS voorlopig voltooid met de installatie van de Alpha Magnetic Spectrometer (AMS). Er zijn nog twee Russische modules gepland voor na 2018: Nauka, ook gekend als de Multipurpose Laboratory Module (MLM), en de Nodal Module.
Inhoud
1 Oorsprong
2 Bijdragen door landen
2.1 Verenigde Staten
2.2 Canada
2.3 Europa
2.4 Italië
2.5 Japan
2.6 Rusland
2.7 Brazilië
2.8 België en Nederland
3 Bestaande modules
3.1 Zarja
3.2 Unity
3.3 Zvezda
3.4 Z1 Truss
3.5 P6 Truss
3.6 Destiny Laboratory
3.7 Canadarm2
3.8 Quest Joint Airlock Module
3.9 External Storage Platform (ESP-1)
3.10 Pirs Airlock/Docking
3.11 S0 Truss
3.12 Mobile Base
3.13 S1 Truss
3.14 P1 Truss
3.15 External Storage Platform (ESP-2)
3.16 P3/P4 Truss
3.17 P5 Truss
3.18 S3/S4 Truss
3.19 S5 Truss
3.20 External Storage Platform (ESP-3)
3.21 Node 2 ("Harmony")
3.22 Columbus
3.23 Special Purpose Dexterous Manipulator (SPDM)
3.24 Experiment Logistics Module Pressurized Section (ELM PS)
3.25 Japanese Experiment Module Pressurized Module (JEM-PM)
3.26 S6 Truss
3.27 Poisk (MRM-2)
3.28 Node 3 (Tranquility)
3.29 Cupola
3.30 Rassvet Mini-Research Module (MRM-1)
3.31 Permanent Multipurpose Module (PMM)
3.32 Alpha Magnetic Spectrometer (AMS)
3.33 Bigelow Expandable Activity Module (BEAM)
4 Geplande en geannuleerde modules
4.1 Gepland
4.2 Oorspronkelijk gepland maar later geannuleerd
5 Sojoez TMA-M als reddingssloep
6 Huidige status
7 Beëindiging ISS-project
8 Observeren
9 Bemanningen
10 Zie ook
11 Externe links
Oorsprong
In 1982 kwam de Amerikaanse president Ronald Reagan met het voorstel van een internationaal ruimtestation, onder de naam Freedom. Hier kwam echter weinig van terecht en begin jaren negentig waren zowel het concept alsook de naam gewijzigd. Rusland, dat inzag dat er in de eigen Mir geen toekomst meer zat, dacht positief over het nieuwe ruimtestation. Het enige struikelblok was de nieuw voorgestelde naam: Alpha. Uiteindelijk werd gekozen voor de naam International Space Station, dat in elke taal op eigen wijze wordt geschreven. De Russische plannen voor een opvolger van de Mir (Mir 2) verdwenen in de koelkast.
Om ervaring op te doen met ruimtestations (onder andere het langdurig verblijf in de ruimte), gingen de VS en Rusland een samenwerking aan, waarbij veelvuldig gebruik werd gemaakt van de Mir. Deze samenwerking werd bekend onder de codenaam Phase One (Eerste fase). In september 1993 kondigden Al Gore en Viktor Tsjernomyrdin de plannen aan voor een vervolg: Phase Two (Tweede fase). Deze nieuwe fase zou bestaan uit het daadwerkelijk bouwen van het internationale ruimtestation.
Op 29 januari 1998 werden de akkoorden voor het ruimtestation ondertekend door zestien landen. Het vormde de basis voor het grootste internationale wetenschappelijk project uit de geschiedenis van de ruimtevaart. De deelnemende landen zijn (in alfabetische volgorde):
Na het voltooien van het ruimtestation zal Phase Three (Derde fase) aanbreken: een voor onbepaalde tijd volledig functionerend en permanent bewoond internationaal ruimtestation in een baan om de aarde.
Bijdragen door landen
Voor de volledige bouw van het ruimtestation zullen minstens vijftig transportvluchten nodig zijn. Voor deze vluchten werd tot 2011 gebruikgemaakt van Amerikaanse Spaceshuttles. Momenteel wordt de verbinding onderhouden door het onbemande Russische Progress-ruimtevaartuig, het Japanse H-II Transfer Vehicle (HTV) en sinds 2011 de commerciële SpaceX Dragon en de Cygnus van Northrop Grumman Innovation Systems, die onder NASA's Commercial Resupply Services-programma opereren. ESA heeft enige tijd met de ATV bevoorradingsmissies uitgevoerd. De overige landen leveren geld, onderdelen van het ruimtestation en kennis. Vanaf 2019 zullen de Dragon 2 van SpaceX en de Starliner van Boeing, die onder NASA's Commercial Crew-programma zijn ontwikkeld, bemanningen voor de Amerikaanse, Europese Japanse en Canadese ruimtevaartorganisaties naar en van het ISS vervoeren. Ook zal er op iedere Commercial Crew-vlucht ten minste één Rus meevliegen om te garanderen dat het Russische gedeelte van het ISS ook bij mogelijke problemen met de Sojoez bemand is. Hoewel de Dragon 2 en de Starliner meer bemanning mee kunnen nemen (7 en 6) wordt uitgegaan van vier man per vlucht[1]. Ook zal de Dream Chaser-cargo vanaf 2019 als commercieel ruimtevrachtschip het ISS gaan bevoorraden.
Om onderzoeksresultaten terug op aarde te krijgen zijn er momenteel drie mogelijkheden. De SpaceX Dragon kan flink wat vracht terug naar aarde brengen. Sinds 2018 wordt de Japanse HTV met een kleine terugkeermodule voor onderzoeksmonsters uitgerust. En ook kunnen kleine hoeveelheden vracht mee met bemande ruimteschepen. Wanneer de Dream Chaser vliegt kan deze ook vracht mee terugnemen.
Verenigde Staten
Naast de vluchten die de VS geleverd heeft; leveren ze ook fundamentele modules, zonnepanelen en laboratoria en ze neemt een groot deel van de logistiek voor haar rekening. Hiermee levert zij de grootste bijdrage aan het ISS.
Het oorspronkelijke budget van de VS is al flink overschreden, van een 8 miljard naar 92 miljard.
Canada
De Canadese ruimtevaartorganisatie draagt bij aan het internationale ruimtestation ISS met een zeer geavanceerde robotarm. Daarnaast levert Canada camerasystemen die zijn toegespitst op gebruik in de ruimte.
Europa
De Europese landen die deelnemen aan het ISS, onder de vlag van de ESA, leveren gezamenlijk onder meer een uitgebreid laboratorium (Columbus), datamanagementsystemen en de European Robotic Arm. Hiernaast hebben de ESA lidstaten Node 2 en 3 gemaakt, in ruil voor het vervoer van Columbus door NASA naar het ISS. Zo werd ook Cupola gemaakt, voor het vervoer van 4 buitenexperimenten: EuTEF, SOLAR, ACES en ASIM.
Op 3 april 2008 koppelde de Jules Verne, het Europese Automated Transfer Vehicle, zich aan het ISS. Dit vrachtruimteschip koppelt zich automatisch aan het ISS. Het zorgt voor bevoorrading en voor de afvoer van afvalstoffen.
Europa levert een van de grootste bijdragen aan het ISS.
Italië
Onafhankelijk van de ESA levert Italië een drietal logistieke modules.
Japan
De Japanse ruimtevaartorganisatie levert een laboratorium en een grote hoeveelheid wetenschappelijke instrumenten.
Rusland
Na de VS en Europa levert Rusland de grootste bijdrage aan het ISS. Naast de transporten met de Progress-ruimtevaartuigen verzorgt Rusland servicemodules en onderzoekslaboratoria. Tevens bracht Rusland de eerste module van het ISS in een baan om de aarde. Zij hebben tot nu toe twee laboratoria geleverd, waaronder de Zarja. Deze module wordt gebruikt voor de communicatie en het controleren van het ruimtestation. In Sterrenstad zijn trainingsfaciliteiten aanwezig voor alle Russische modules.
Brazilië
De Braziliaanse ruimtevaartorganisatie zou instrumenten en bevestigingssystemen leveren om buitenexperimenten uit te kunnen voeren. Dit is van groot belang voor experimenten met langdurige blootstelling aan het ruimtevacuüm.
België en Nederland
Beide landen hebben via de ESA bijgedragen aan de ontwikkeling van de Columbusmodule. De Belg Frank De Winne was in 2009 gedurende twee maanden de eerste niet-Amerikaanse en niet-Russische gezagvoerder van het ISS. De Nederlander André Kuipers verbleef tot 1 juli 2012 een half jaar in de ruimte, tijdens ISS Expeditie 30/31.
Bestaande modules
De Tweede fase ging op 20 november 1998 van start toen vanaf Bajkonoer in Kazachstan een Protonraket met de Zarja-module vertrok.
Zarja
De Zarja-module, Engels: Zarya, (Russisch voor 'dageraad') verzorgt de energievoorziening, opslagruimte en bijsturing tijdens de beginfase van de bouw van het ruimtestation. Deze module is tussen 1994 en 1998 gebouwd en gefinancierd door de VS. Zarja is gelanceerd op 20 november 1998. Zarja heeft een lengte van 12,56 m, een diameter van 4,11 m en een massa van 19.323 kg. Na het in baan brengen van de module traden er problemen op met de stroomvoorziening, maar die konden eenvoudig worden opgelost.
Unity
Op 4 december 1998 lanceerden de Amerikanen de Unity-module (Engels: Eenheid) aan boord van de Spaceshuttle Endeavour. Een dag later, op 5 december, werd de koppeling tussen Zarja en Unity ingezet en op 12 december was deze voltooid. De Unity-module beschikt over een zestal koppelingspoorten waaraan later andere modules worden bevestigd. De Unity-module heeft een lengte van 5,49 m, een diameter van 4,57 m en een massa van 11.612 kg.
Zvezda
De Zvezda-module (Russisch: ster) werd op 12 juli 2000 gelanceerd vanaf Bajkonoer. Als gevolg van de ernstige financiële problemen bij de Russen werd deze lancering niet verzekerd en was er geen back-up. Omdat de NASA dat erg riskant vond bouwden ze de Interim Control Module voor het geval dat de lancering van Zvezda zou mislukken of ernstige vertraging zou oplopen. De lancering van Zvezda verliep echter probleemloos.
Naast een cilindervormig werkcompartiment beschikt Zvezda over slaapplaatsen voor twee bemanningsleden, een fitnessruimte, een ruimtetoilet, een luchtsluis en een drukloze werkplaats. Verder beschikt ze over apparatuur voor lucht- en waterzuivering. Een op de grond beproefde methode om water uit urine terug te winnen bleek in het ISS echter onmogelijk. De dichtheid van beenderen in microzwaartekracht neemt af. Hierdoor scheidt het menselijk lichaam meer calcium via de urine uit. Het bezinksel verstopte de apparatuur.[2] Zvezda heeft een lengte van 13,10 m, een diameter van maximaal 4,15 m en een massa van 19.050 kg.
Z1 Truss
"Truss" (Integrated Truss Structure of ITS; truss = "vakwerk") vormt het geraamte van het ISS waarvan Z1 Truss (11 oktober 2000 gelanceerd) een tijdelijk koppelingsstuk vormt. Daarnaast bevat Z1 Truss gyroscopen, communicatieapparatuur en systemen om elektrische ladingen in het station te neutraliseren. De lengte van Z1 Truss is 4,90 m, de diameter 4,20 m en de massa is 8.755 kg.
P6 Truss
De tweede Truss-module, P6 Truss, werd gelanceerd op 30 november 2000 en bevat een reeks zonnepanelen, radiatoren en pompen. Tot oktober 2007 was de P6 Truss gekoppeld aan de Z1 Truss. Bij shuttle vlucht STS-120 is de P6 Truss verplaatst naar de definitieve locatie aan de P5 Truss. P6 Truss heeft een lengte van 73,20 m, diameter van 10,70 m en een massa van 15.900 kg.
Destiny Laboratory
Het Destiny Laboratory werd op 7 februari 2001 gelanceerd en doet dienst als laboratorium. Er wordt onder andere (fundamenteel) onderzoek gedaan naar materialen en ziekten waarbij afwezigheid van zwaartekracht nodig is. Verder beschikt Destiny over systemen voor temperatuur- en luchtvochtigheidsbeïnvloeding. De bouw van het laboratorium is in 1995 begonnen door Boeing, het heeft een lengte van 8,53 m, diameter van 4,27 m en een massa van 14.515 kg.
Canadarm2
De Canadarm2 werd op 19 april 2001 gelanceerd en is een robotarm die is gebaseerd op de robotarm die wordt gebruikt in de Space Shuttle, maar verder is ontwikkeld. Deze robotarm is van essentieel belang bij het verder uitbouwen van het ruimtestation. Hij beschikt over een zevental motoren en is in gestrekte staat 17,60 m lang. De massa van deze robotarm is 1.800 kg.
Quest Joint Airlock Module
Op 12 juli 2001 werd de Quest Joint Airlock Module gelanceerd. Deze module is hoofdzakelijk bedoeld als geavanceerde luchtsluis om ruimtewandelingen te vereenvoudigen. Intern zijn er in de Airlock twee compartimenten te onderscheiden. De "Equipment lock" dient voor de opslag van ruimtepakken en apparatuur en vanuit de "Crew lock" kunnen astronauten de ruimte betreden. Dit systeem is net als de robotarm gebaseerd op Space Shuttle-techniek, maar verder verfijnd om lekkage van zuurstof te verminderen. De lengte van de Airlock is 5,50 m, de diameter is 4,00 m en de massa is 6.064 kg.
External Storage Platform (ESP-1)
Dit kleine platform dient voor de opslag van reserveonderdelen van het ruimtestation en is gelanceerd met Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-102 en geplaatst op 13 maart 2001. Het is geïnstalleerd op het Destiny Laboratory en weegt 2.676 kilogram.
Pirs Airlock/Docking
De op 14 augustus 2001 gelanceerde Pirs Airlock/Docking-module stelt Russische Sojoez TMA- en Progress-M-ruimtevaartuigen in staat om soepel aan te meren. Daarnaast is er een luchtsluis aanwezig waar Russische kosmonauten gebruik van kunnen maken bij ruimtewandelingen. De lengte van deze module is 5,00 m, de diameter is 2,20 m en de massa is 3.630 kg.
S0 Truss
De S0 Truss die op 8 april 2002 werd gelanceerd vormt samen met de andere Truss-modules het geraamte van het ISS. Uiteindelijk wordt de al eerder aangebrachte Canadarm2 aan de S0 Truss gekoppeld. De S0 Truss is 13,40 m lang, 4,60 m breed en heeft een massa van 12.247 kg.
Mobile Base
Met de op 5 juni 2002 gelanceerde Mobile Base kan in de toekomst de eerder aangebrachte Canadarm2 over rails verplaatst worden om zodoende een groter gebied te kunnen bedienen.
S1 Truss
De S1 Truss werd op 7 oktober 2002 gelanceerd en dient als koppelingsstuk voor de later toe te voegen Starboard MT. De S1 Truss is 13,70 m lang en 3,90 m breed. De massa bedraagt 12.598 kg.
P1 Truss
De P1 Truss die op 23 november 2002 werd gelanceerd, is gekoppeld aan de S0 Truss en vormt daarmee de koppeling voor de later aan te brengen ULC-modules. De lengte is 13,70 m, de breedte is 3,90 m en de massa is 12.598 kg.
External Storage Platform (ESP-2)
Dit platform dient voor de opslag van reserveonderdelen van het ruimtestation en is gelanceerd met Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-114 en geplaatst op 26 juli 2005. Het is geïnstalleerd op de Quest Joint Airlock en weegt 2.676 kilogram.
P3/P4 Truss
De P3/P4 Truss die op 9 september 2006 werd gelanceerd met Spaceshuttle Atlantis-vlucht STS-115 en bestaat uit een set beweegbare zonnepanelen, zodat ze op de zon gericht kunnen worden. De P3/P4 Truss is gekoppeld aan de P1 Truss en heeft een breedte van 13,70 m en een massa van 15.900 kg. De uitgeklapte zonnepanelen hebben een "vleugelwijdte" van 73,2 m.
P5 Truss
De P5 Truss werd op 9 december 2006 gelanceerd met Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-116 en bestaat uit een constructie die als afstandhouder dient tussen de P3/P4 Truss en de P6 Truss (tijdens STS-120). De P5 Truss is 3,4 meter breed en weegt 5600 kilo.
S3/S4 Truss
De S3/S4 Truss is het tweede stuurboordsegment dat op 8 juni 2007 gelanceerd werd met Spaceshuttle Atlantis-vlucht STS-117 en op 12 juni 2007 werd vastgekoppeld aan het eerste stuurboordsegment S1. S3/S4 Truss bestaat uit een set zonnepanelen, die beweegbaar zijn zodat ook deze op de zon gericht kunnen worden en een stroomvoorziening vormen voor het ruimtestation.
S5 Truss
De S5 Truss werd op 8 augustus 2007 gelanceerd met Spaceshuttle Endeavour-vlucht STS-118. De S5 Truss is de stuurboord-afstandhouderconstructie die tussen de S3/S4 Truss en de S6 Truss zit. De S5 Truss is 3,4 meter breed en weegt 1.864 kilo.
External Storage Platform (ESP-3)
Dit platform dient voor de opslag van reserveonderdelen van het ruimtestation en is gelanceerd met Spaceshuttle Endeavour-vlucht STS-118. Het is het eerste grote onderdeel dat zonder hulp van astronauten is geïnstalleerd en enkel met behulp van de robotarmen van de Space Shuttle en ISS. ESP-3 is geïnstalleerd op de P3 Truss.
Node 2 ("Harmony")
Node 2, omgedoopt naar "Harmony" is op 26 oktober 2007 aan het ISS gekoppeld. De module werd gebracht met Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-120. Node 2 is gekoppeld aan Destiny. Het Europese ruimtelaboratorium Columbus en het Japanse Kibo-laboratorium zijn in 2008 aan Harmony gekoppeld. Tevens kan er een Multipurpose Logistics Module aan worden bevestigd. PMA-2, de voornaamste koppelpoort voor de Spaceshuttle, zit aan het uiteinde bevestigd.
Columbus
Columbus is het primaire onderzoekslaboratorium voor de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. Het laboratorium werd gebracht met Spaceshuttle Atlantis-vlucht STS-122 en werd 11 februari 2008 gekoppeld aan Harmony.
Special Purpose Dexterous Manipulator (SPDM)
De Special Purpose Dexterous Manipulator, ook wel Dextre genoemd, is een twee armige robot (of telemanipulator). Het is een onderdeel en uitbreiding van de reeds aanwezige Canadarm2. Dextre werd gelanceerd aan boord van Spaceshuttle Endeavour vlucht STS-123.
Experiment Logistics Module Pressurized Section (ELM PS)
ELM PS is het eerste deel van het Japanse ruimtelaboratorium Kibo. Deze module werd gelanceerd aan boord van Spaceshuttle Endeavour op 11 maart 2008 was tijdelijk gekoppeld aan Harmony op 14 maart 2008. Nadat het hoofdlaboratorium (ELM PS) bevestigd is (bij shuttle vlucht STS-124), is deze module verplaatst en gekoppeld aan de JEM PM. De module is 4,4 meter in diameter, 4,2 meter lang en weegt 4,2 ton.
Japanese Experiment Module Pressurized Module (JEM-PM)
JEM PM is een Japanse wetenschapmodule voor het Internationale Ruimtestation ontwikkeld door JAXA. JEM PM is de grootste module die aan het ISS is gekoppeld en werd gelanceerd aan boord van Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-124 op 31 mei 2008. Op 3 juni 2008 is de module aan het internationale ruimtestation ISS gekoppeld. De robotarm van het ISS kwam eraan te pas om het laboratorium te kunnen bevestigen. De Japanse astronaut Akihiko Hoshide en zijn Amerikaanse collega Karen Nyberg voerden de operatie uit. De module weegt 14,8 ton, is 4,4 meter in diameter en 11,2 meter lang.
S6 Truss
De S6 Truss werd op 16 maart 2009 gelanceerd met Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-119. De Truss werd op 19 maart aan ISS gekoppeld. De S6 Truss heeft een lengte van 73,20 m, diameter van 10,70 m en een massa van 15.900 kg.
Poisk (MRM-2)
Poisk, de Mini Research Module 2 werd op 10 november 2009 gelanceerd met een Sojoez raket en koppelde aan het Russische gedeelte van het ISS op 12 november 2009.
MRM2 is bijna identiek aan de bestaande Pirs module en zal gebruikt worden om Sojoez en Progress capsules te ontvangen, heeft een luchtsluis om ruimtewandelingen mogelijk te maken en er zullen ook wetenschappelijke experimenten in worden uitgevoerd.
Node 3 (Tranquility)
De Node 3 (Tranquility) werd op 8 februari 2010 met Spaceshuttle Endeavour-vlucht STS-130, samen met de Cupola, gelanceerd. Het is een module van ESA en de Agenzia Spaziale Italiana, de Italiaanse ruimtevaartorganisatie. De module bevat de meest geavanceerde life support systemen. Deze systemen zijn voor het hergebruiken van afvalwater, het genereren van zuurstof en het bevat een systeem om verontreinigingen te verwijderen uit de atmosfeer van het ISS. De Tranquility bevat ook een toilet voor de bemanning.
Cupola
De Cupola werd op 8 februari 2010 met Spaceshuttle Endeavour-vlucht STS-130 gelanceerd. De Cupola is een observatieonderdeel gemaakt door de ESA. Het zorgt ervoor dat men verschillende werkzaamheden aan de buitenkant van het ISS kan zien en controleren, en voor aardobservatie.
Rassvet Mini-Research Module (MRM-1)
De Rassvet Mini-Research Module werd op 14 mei 2010 met Spaceshuttle Atlantis-vlucht STS-132 gelanceerd. De Rassvet Mini-Research Module is een Russische module, bedoeld om vracht op te slaan en om Sojoez en Progress ruimteschepen te laten koppelen.
Permanent Multipurpose Module (PMM)
De Permanent Multipurpose Module Leonardo werd op 24 februari 2011 met Spaceshuttle Discovery-vlucht STS-133 gelanceerd. De module bevat reserveonderdelen en voorraden voor het ISS en zal permanent aan het ISS gekoppeld blijven.
Alpha Magnetic Spectrometer (AMS)
De Alpha Magnetic Spectrometer (AMS) werd op 16 mei 2011 met Spaceshuttle Endeavour-vlucht STS-134 gelanceerd. De AMS is bedoeld om te zoeken naar ongewone materie in de ruimte. De AMS is onder andere tot stand gekomen door CERN.
Bigelow Expandable Activity Module (BEAM)
Bigelow Expandable Activity Module (BEAM) is een kleine testmodule voor de veel grotere opblaasbare ruimtestationmodules die Bigelow Aerospace in ontwikkeling heeft.
BEAM werd op 8 april 2016 in opgevouwen vorm in de achterbak van Dragon SPX-8 gelanceerd en op 16 april 2016 met behulp van de Canada2-arm gekoppeld aan de poort van de Traquility-node. Op 26 mei 2016 werd een poging gedaan de BEAM op te blazen. Nadat de voorspelde hoeveelheid benodigde lucht de module onvoldoende liet ontvouwen terwijl de druk in BEAM hoger dan gepland was werd de poging afgebroken. De oorzaak van het niet uitvouwen lag waarschijnlijk in de 10 maanden vertraging die de lancering had opgelopen. In die tijd zou de stof waarvan de wand gemaakt is stijf zijn geworden. Op 28 mei werd de module alsnog opgeblazen. In 2017 werd besloten BEAM nog zeker drie jaar aangekoppeld te houden en als opslagruimte voor wetenschappelijke experimenten te gaan gebruiken.
Geplande en geannuleerde modules
Na het ongeluk met de Spaceshuttle Columbia op 1 februari 2003 heeft de bouw vertraging opgelopen. Daarnaast rezen er steeds meer vragen over de haalbaarheid van de voltooiing en het nut van ISS omdat de kosten veel hoger uitvielen dan gepland. In juli 2004 is besloten om door te gaan met de bouw in een iets afgeslankte vorm dan oorspronkelijk gepland.
Gepland
- Nauka, ook wel Multipurpose Laboratory Module (MLM) genoemd: Russische module voor aan het Russische segment, zal worden gebruikt voor experimenten. Lancering uitgesteld tot 2018. Nauka zal Pirs vervangen.[3]
European Robotic Arm: robotarm voor gebruik op het Russische gedeelte van het ISS, en zal tegelijk met Nauka gelanceerd worden.
Nodal Module: Russische module voor het assisteren van koppelingen in het Russische segment, gepland voor 2016.[4]
Oorspronkelijk gepland maar later geannuleerd
- Universal Docking Module: vervangen door Multipurpose Laboratory Module
- Centrifuge Accommodations Module: laboratorium met gecontroleerde zwaartekracht
- Docking and Storage Module: vervangen door Multipurpose Laboratory Module
- Habitation Module
- Interim Control Module: was ontwikkeld voor het geval dat de lancering van de Zvezda zou falen
- Propulsion Module
- Russian Research Module: Russisch laboratorium: vervangen door Docking Cargo Module (DCM)
- Science Power Platform: reeks van zonnepanelen voor extra energievoorziening
NASA X-38: Crew Return Vehicle: vervangen door een gewone Sojoez TMA
Sojoez TMA-M als reddingssloep
Naargelang er drie of zes personen aan boord zijn, zijn één of twee exemplaren van de Sojoez TMA-M aanwezig, voor reguliere landing maar ook als reddingssloep. Als er gevaar dreigt, bijvoorbeeld van naderend ruimteschroot in het geval dat een kleine baanwijziging van het ISS het risico niet afdoende kan beperken (bijvoorbeeld doordat het gevaar te laat wordt gesignaleerd), nemen de personen aan boord uit voorzorg erin plaats. Dit is vier keer voorgekomen, de laatste keer in juli 2015, toen een klein deel van een oude Russische weersatelliet naderde. Het gevaar werd anderhalf uur van tevoren gesignaleerd. Uiteindelijk vloog het stuk ruimteschroot op 3 km afstand voorbij.[5][6] Ook in de andere drie gevallen was daadwerkelijke voortijdige terugkeer naar de Aarde niet nodig.
Huidige status
In maart 2009 bevond het ruimtestation zich op een hoogte van ongeveer 355 km. De massa van alle reeds geplaatste modules samen bedraagt 262,2 ton en het heeft een inhoud van ongeveer 574 m³. De maximale maten zijn 52 m lang (van Zvezda tot Harmony/PMA-2), 92,7 meter breed (van S6 tot P6) en 27,4 m hoog. De zonnepanelen hebben een maximale spanwijdte van 73,2 meter. De bemanning bestaat uit drie vaste bemanningsleden. Elke dag daalt het vaartuig ongeveer honderd meter, waardoor continu moet worden gecorrigeerd. De gemiddelde snelheid bedraagt 27.744 km/u (7700 m/s). In ongeveer 91,2 minuten draait het ISS om de Aarde (de baanlengte is ongeveer 42.000 km). Overdag is de temperatuur aan boord van de woon- en werkvertrekken 26,9 °C.
Beëindiging ISS-project
In juli 2011 werd bekendgemaakt dat het ISS mogelijk in 2020, maar waarschijnlijk in 2028, uit zijn baan om de Aarde zal worden gehaald om het gecontroleerd in de oceaan neer te kunnen laten storten. Als belangrijkste reden wordt het tegengaan van de vorming van ruimteschroot genoemd.[7]
Mogelijk worden delen hergebruikt voor een nieuw te bouwen Russisch ruimtestation, Orbital Piloted Assembly and Experiment Complex (met als afkorting van de Russische naam: OPSEK).
Observeren
Door de grootte van het Internationale Ruimtestation ISS en met name de grote reflecterende zonnepanelen is het ruimtestation een gemakkelijk, met het blote oog, te observeren object. Op sommige momenten is het een van de helderste objecten aan de hemel. Door de lage baan om de aarde en de hoek van de zon is het echter maar voor korte perioden zichtbaar. Het ISS is dan te zien als een snelbewegende, heldere "ster", die in enkele minuten tijd van ruwweg west naar oost beweegt. Het ruimtestation is meestal zichtbaar enkele uren na zonsondergang, of voor zonsopkomst en een overgang duurt nooit langer dan circa zeven minuten. Het ISS wordt zichtbaar wanneer het (ongeveer in het westen) opkomt, of hoger aan de hemel uit de aardschaduw tevoorschijn komt ('s ochtends), en verdwijnt weer wanneer het (ruwweg in het oosten) ondergaat, of hoger aan de hemel in de aardschaduw verdwijnt ('s avonds). De meest gunstige verschijningen van het ISS vinden plaats wanneer het ruimtestation vrijwel recht boven de waarnemer langs beweegt. Het object is dan hoog aan de hemel zichtbaar, en, door de geringe minimumafstand, zeer helder.
NASA heeft een lijst met data wanneer het ISS zichtbaar is via hun Sightings-webpagina.[8] Deze gegevens zijn ook beschikbaar via de ESA[9] en de onafhankelijke site Heavens Above.[10] Details voor overgangen boven Nederland en Vlaanderen zijn te vinden op de website hemel.waarnemen.com/iss.[11]
Bemanningen
Naast verschillende bezoekers (zoals de Belgische astronaut Frank De Winne, de Nederlander André Kuipers en een aantal betalende ruimtetoeristen) kent het ruimtestation een vaste bemanning:
Voorgaande bemanningen:
1e missie: William Shepherd, Joeri Gidzenko en Sergej Krikaljov
2e missie: Joeri Oesatsjov, James Voss, Susan Helms
3e missie: Frank Culbertson, Michail Tjoerin, Vladimir Dezjoerov
4e missie: Joeri Onoefrijenko, Carl Walz, Daniel Bursch
5e missie: Valeri Korzoen, Peggy Whitson, Sergej Tresjtsjov
6e missie: Kenneth Bowersox, Donald Pettit, Nikolaj Boedarin
7e missie: Joeri Malentsjenko, Edward Lu
8e missie: Michael Foale, Alexander Kaleri
9e missie: Gennadi Padalka, Michael Fincke
10e missie: Leroy Chiao, Salizjan Sjaripov
11e missie: Sergei K. Krikalev, John Phillips
12e missie: Valeri Tokarev, William McArthur
13e missie: Pavel Vinogradov, Jeffrey Williams, Thomas Reiter
14e missie: Michael López-Alegría, Mikhail Tyurin, Thomas Reiter, Sunita Williams
15e missie: Fjodor Joertsjichin, Oleg Kotov, Sunita Williams, Clayton Anderson
16e missie: Peggy Whitson, Joeri Malentsjenko, Clayton Anderson, Daniel Tani, Léopold Eyharts, Garrett Reisman,
17e missie: Sergej Volkov, Oleg Kononenko, Garrett Reisman, Gregory Chamitoff
18e missie: Michael Fincke, Joeri Lontsjakov, Gregory Chamitoff, Sandra Magnus, Koichi Wakata
19e missie: Gennadi Padalka, Michael Barratt, Koichi Wakata, Timothy Kopra
20e missie: Gennadi Padalka, Michael Barratt, Timothy Kopra, Frank De Winne, Roman Romanenko, Robert Thirsk (Eerste missie met zes man aan boord)
21e missie: Frank De Winne (eerste niet-Amerikaanse of niet-Russische gezagvoerder), Roman Romanenko, Robert Thirsk, Jeffrey Williams, Maksim Surajev, Nicole Stott
22e missie: Jeffrey Williams, Maksim Surajev, Oleg Kotov, Soichi Noguchi , Timothy Creamer
23e missie: Oleg Kotov, Soichi Noguchi, Timothy Creamer, Alexandr Kaleri, Mikhail Korniyenko, Tracy Caldwell Dyson
24e missie: Aleksandr Skvortsov, Mikhail Korniyenko, Tracy Caldwell Dyson, Fjodor Joertsjichin, Shannon Walker, Douglas H. Wheelock
25e missie: Douglas H. Wheelock, Shannon Walker, Fjodor Joertsjichin, Scott Kelly, Aleksandr Kaleri, Oleg Skripotsjka
26e missie: Scott Kelly, Aleksandr Kaleri, Oleg Skripotsjka, Dmitri Kondratjev, Catherine Coleman, Paolo Nespoli
27e missie: Dmitri Kondratjev, Catherine Coleman, Paolo Nespoli, Andrej Borisenko, Aleksandr Samokoetjajev, Ronald Garan
28e missie: Andrej Borisenko, Aleksandr Samokoetjajev, Ronald Garan, Sergei Volkov, Michael Fossum, Satoshi Furukawa
29e missie: Michael Fossum, Satoshi Furukawa, Sergei Volkov, Anton Sjkaplerov, Anatoli Ivanisjin, Dan Burbank
30e missie: Dan Burbank, Anton Sjkaplerov, Anatoli Ivanisjin, Oleg Kononenko, Andre Kuipers, Don Pettit
31e missie: Oleg Kononenko, Andre Kuipers, Don Pettit, Joseph Acaba, Gennadi Padalka, Sergej Revin
32e missie: Akihiko Hoshide, Joeri Malentsjenko, Sunita Williams, Joseph Acaba, Gennadi Padalka, Sergej Revin
33e missie: Akihiko Hoshide, Joeri Malentsjenko, Sunita Williams, Kevin Ford, Oleg Novitski, Jevgeni Tarelkin
34e missie: Oleg Novitski, Kevin Ford, Jevgeni Tarelkin, Roman Romanenko, Chris Hadfield, Thomas Marshburn
35e missie: Aleksandr Misoerkin, Pavel Vinogradov, Christopher Cassidy, Roman Romanenko, Chris Hadfield, Thomas Marshburn
36e missie: Aleksandr Misoerkin, Pavel Vinogradov, Christopher Cassidy, Luca Parmitano, Karen Nyberg, Fjodor Joertsjichin
37e missie: Luca Parmitano, Karen Nyberg, Fjodor Joertsjichin, Oleg Kotov, Sergej Rjazanski, Michael S. Hopkins
38e missie: Oleg Kotov, Sergej Rjazanski, Michael S. Hopkins, Koichi Wakata, Mikhail Tyurin, Richard A. Mastracchio
39e missie: Koichi Wakata, Mikhail Tyurin, Richard A. Mastracchio, Aleksandr Skvortsov, Oleg Artemjev, Steven R. Swanson
40e missie: Steven R. Swanson, Aleksandr Skvortsov, Oleg Artemjev, Gregory R. Wiseman, Maksim Surajev, Alexander Gerst
41e missie: Maksim Surajev, Gregory R. Wiseman, Alexander Gerst, Aleksandr Samokoetjajev, Jelena Serova, Barry E. Wilmore
42e missie: Barry E. Wilmore, Aleksandr Samokoetjajev, Jelena Serova, Anton Shkaplerov, Samantha Cristoforetti, Terry W. Virts
43e missie: Terry Virts, Anton Sjkaplerov, Samantha Cristoforetti, Gennadi Padalka, Michail Kornijenko, Scott Kelly
44e missie: Gennadi Padalka, Michail Kornijenko, Scott Kelly, Oleg Kononenko, Kimiya Yui, Kjell Lindgren
45e missie: Michail Kornijenko, Scott Kelly, Oleg Kononenko, Kimiya Yui, Kjell Lindgren, Sergej Volkov
46e missie: Michail Kornijenko, Scott Kelly, Sergej Volkov, Joeri Malentsjenko, Timothy Peake, Timothy Kopra
47e missie: Joeri Malentsjenko, Timothy Peake, Timothy Kopra, Aleksej Ovtsjinin, Oleg Skripotsjka, Jeffrey Williams
48e missie: Jeffrey Williams, Aleksej Ovtsjinin, Oleg Skripotsjka, Kathleen Rubins, Anatoli Ivanisjin, Takuya Onishi
49e missie: Anatoli Ivanisjin, Kathleen Rubins, Takuya Onishi, Robert Kimbrough, Andrej Borisenko, Sergej Rizjikov
50e missie: Robert Kimbrough, Andrej Borisenko, Sergej Rizjikov, Peggy Whitson, Oleg Novitski, Thomas Pesquet
51e missie: Peggy Whitson, Oleg Novitski, Thomas Pesquet, Fjodor Joertsjichin, Jack Fischer
52e missie: Peggy Whitson, Fjodor Joertsjichin, Jack Fischer, Randolph Bresnik, Sergej Rjazanski, Paolo Nespoli
Tegenwoordig zijn er afwisselend drie en zes personen aan boord, waarbij er dienovereenkomstig één of twee exemplaren van de Sojoez TMA-M aanwezig zijn. Vaak gaat het zo dat er drie personen bij komen, als er drie personen zijn. Vervolgens vertrekken de eerste drie. In maart 2015 zijn er echter drie astronauten gearriveerd waarvan er twee (Kelly and Kornienko) een jaar bleven. Vervolgens zijn de drie die eerder aanwezig waren vertrokken, en in juli 2015 kwamen er drie bij. Bij de drie die hierna vertrokken (september 2015) waren er dus twee (Mogensen en Aimbetov) die pas in juli 2015 aankwamen. Aimbetov nam deel in plaats van gepland ruimtetoerist Sarah Brightman, die van de vlucht afzag.
Zie ook
- Nikkel-waterstof-accu
- Het ruimtestation was het hoofdonderwerp van een aflevering van National Geographic's Big, Bigger, Biggest.
Externe links
- ISS op de website van NASA
- ISS op de website van ESA
- ISS op de website van JAXA (de Japanse ruimtevaartorganisatie)
- Locatie van ISS ten opzichte van de aarde
Internationaal ruimtestation build-up simulation[dode link]
- Multimedia
(en) ISS rondleiding met Sunita Williams door NASA (YouTube.com)
Bronnen, noten en/of referenties
|
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina International Space Station op Wikimedia Commons. |
Records in de ruimtevaart | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
|
Expedities naar het Internationaal ruimtestation (ISS) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
|