Sturmabteilung
De Sturmabteilung (ook wel SA of Bruinhemden genoemd) was een door Adolf Hitler in 1921 opgerichte beschermingsdienst (knokploeg) met in eerste instantie de taak om partijvergaderingen van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) te beschermen tegen politieke tegenstanders en als neventaak het intimideren van politieke tegenstanders.
Inhoud
1 SA en NSDAP
1.1 Kameraadschap
1.2 Homoseksualiteit
1.3 Conflict
2 Geschiedenis
2.1 1921 - 1933 Opkomst en groei
2.2 1933 - 1934 Hoogtepunt en einde als machtsfactor
2.3 1934 - 1945
3 Bestuur en organisatie
4 Zie ook
SA en NSDAP
De SA stond onder het commando van Stabchef Ernst Röhm, een voormalige legerkapitein. Röhm had als voormalig legerkapitein en Freikorps lid de juiste contacten en kon de SA bevoorraden met wapens uit legerdepots of van Freikorpsen. De eerste SA-mannen werden dan ook uit de Freikorpsen gerekruteerd. Leden van de SA werden 'Bruinhemden' genoemd, naar de kleur van hun uniformen. Aan hun bovenarm droegen zij een rode band met een hakenkruis (swastika).
Kameraadschap
De SA bestond grotendeels uit arbeiders, veteranen en (voormalig) werklozen. De SA had een grote aantrekkingskracht op hen en vormde een belangrijk onderdeel, zo niet de ruggengraat van de partij. De NSDAP hield zich in die begintijd alleen nog met politiek, toespraken en de verspreiding van folders bezig. In de SA-kazernes heerste echter altijd een kameraadschappelijke sfeer en konden jonge werklozen terecht voor vriendschap, een kop soep en een doorbreking van het eentonige werklozenbestaan. De SA gaf hun een doel en een bezigheid. De SA-beweging en Röhm stonden mede daarom het 'socialistische' luik van het nationaalsocialisme voor. Dit hield onder andere een anti-kapitalistische politiek en zogenaamd meer macht voor de arbeiders in. De economie zou rentevrij moeten worden gemaakt, want rente was immers 'Joods woekerkapitaal', volgens deze lezing. Ook meer 'linkse' NSDAP-prominenten als de gebroeders Strasser en Gottfried Feder hingen deze ideeën aan. Ook vond de SA-leiding, dat de SA een overheersende rol moest spelen en uiteindelijk, na de machtsovername, het leger moest vervangen dan wel inlijven. Röhm zag de NSDAP als een middel om het leger en de Freikorpsen invloed te laten uitoefenen in de politiek. Hij zag zichzelf niet als ondergeschikt aan Hitler, maar meer als zijn 'mentor'. Hitler echter zag dit heel anders: volgens hem was de SA alleen maar een hulpdienst ondergeschikt aan de partij en haar leiding.
Homoseksualiteit
Volgens de NSDAP was de SA een ontmoetingsplaats voor homoseksuelen. Hoewel formeel sterk afgewezen en zelfs actief bestreden door het naziregime zouden er inderdaad in de leiding van de nazi's in het algemeen, en die van de SA in het bijzonder, een vrij groot aantal homoseksuele mannen zitten en zou oprichter Röhm zelf homoseksueel zijn.[1] Overigens kon dit Hitler ondanks de officiële anti-homoseksuele lijn van de NSDAP weinig schelen, zolang hij de SA maar kon gebruiken.
Conflict
Uiteindelijk, na de machtsovername in Duitsland, kwamen Hitler en Röhm steeds openlijker in een escalerend conflict waarbij ze elkaar zwart begonnen te maken. Voordat dit overging in een gewapende strijd, elimineerde Hitler het dreigende gevaar in de Nacht van de lange messen in 1934, waarbij Röhm en de SA-top uitgeschakeld werden.
Geschiedenis
1921 - 1933 Opkomst en groei
De SA-mannen waren oorspronkelijk, begin jaren twintig, niets anders dan uitsmijters die de partijbijeenkomsten, die aanvankelijk alleen in thuisbasis München plaatsvonden, moesten beschermen tegen socialisten en communisten. Linkse tegenstanders kwamen soms met honderd of meer naar nazi-bijeenkomsten om daar vechtpartijen en verstoringen uit te lokken, of om de sprekende Hitler belachelijk te maken. Wanneer dat gebeurde werden ze door de SA-mannen hardhandig verwijderd. Hoewel officieel opgericht als een 'sportvereniging' of 'gymnastiekgroep' ging de SA steeds meer lijken op een privélegertje. In de jaren 20 en begin jaren 30 oefende de SA een ware straatterreur uit. De SA-mannen bestormden Joodse winkels, verstoorden communistische en sociaaldemocratische partijvergaderingen en intimideerden mensen. Maar niet alleen de NSDAP had haar eigen privé-leger. Zowel haar doodsvijanden, de communisten en socialisten, als andere rivaliserende rechtse groeperingen bezaten hun eigen paramilitaire vleugels met wie de SA graag de confrontatie aanging. Dit liep meestal uit op zware mishandeling en zo nu en dan ook moord. Het conservatieve justitiële apparaat van Beieren stond echter relatief welwillend tegenover de SA en andere rechtse knokploegen en trachtte hen zo veel mogelijk te ontzien. Dit stond in schril contrast met de harde straffen waarop communistische relschoppers konden rekenen. Bij de Bierkellerputsch van 1923 was Röhm degene die ervoor had gezorgd dat de putschisten goed bewapend waren en de SA speelde een grote rol in de opstand zelf. Dit leidde mede tot het tijdelijke verbod op de NSDAP en de SA in 1924. Van 1929-1933 lag de dagelijkse leiding van de SA in handen van Pfeffer von Salomon.
Hitler zag de groeiende macht van de SA met lede ogen aan, maar hij had aanvankelijk de beweging nodig. Hoewel de SA als geheel nooit tot openlijke ongehoorzaamheid is overgegaan, waren er toch verschillende incidenten waarbij een deel van de SA-top kritiek uitte op Hitler. Dit eindigde met een verzoening en vaak zuivering van de grootste onruststokers.
In 1926 werd er binnen de SA een privé-verdedigingsgroep opgericht om Adolf Hitler te beschermen (ook tegen de SA): de SS. Deze groep kwam later onder de leiding van Reichsführer-SS Heinrich Himmler.
In 1928 werd Röhm ten slotte tot de orde geroepen en deze vertrok teleurgesteld voor een paar jaar naar Bolivia waar hij als adviseur voor het Boliviaanse leger werkte. In 1933 keerde Röhm terug uit Bolivia om "zijn" SA andermaal te leiden.
Een bekend persoon die lid was van de Berlijnse afdeling van de SA is Horst Wessel.
1933 - 1934 Hoogtepunt en einde als machtsfactor
De SA verkreeg aan het einde van de jaren 20 een ongekende macht. Bij de machtsovername op 30 januari 1933 was de SA al 400.000 man sterk, veel groter dan het officiële leger (Reichswehr) van de Weimar Republiek dat volgens de bepalingen van het verdrag van Versailles tot 100.000 man begrensd was. Deze groei zette zich in 1933 en 1934 versneld door door de toestroom van opportunisten die carrière hoopten te maken in de 'nieuwe orde'. Het leger en het bedrijfsleven waren echter niet blij met deze ontwikkeling. Het leger was verontrust over de concurrentie van de SA en het bedrijfsleven maakte zich zorgen over de vijandigheid van de SA tegen het grootkapitaal. Bovendien hadden SA-mannen een reputatie van relschoppers en ordeverstoorders. Incidenten kwamen vaak voor, waardoor niet slechts de industriëlen, maar ook de gewone burgers van de SA vervreemdden en hen als "tuig" zagen. Bazen namen daarom iemand die lid was van de SA ook liever niet aan, zelfs nu de NSDAP in de regering zat. Het gevolg was dat onder de SA-mannen de werkloosheid onverminderd hoog bleef.
De 'socialistisch' georiënteerde Ernst Röhm en zijn staf gingen Hitler steeds meer irriteren, vooral na de machtsovername van de laatste in 1933. Hitler had de steun van het leger en de industriëlen nodig en kon Röhm's ideeën niet gebruiken. De SA, die doorhad dat de 'sociale revolutie' uitbleef, ging zich van de Führer distantiëren. Gefrustreerde SA-mannen vielen een enkele keer zelfs de SS of NSDAP-kantoren aan.
Hitler besefte dat de SA en Röhm toch wel ergens tegemoet moesten worden gekomen en benoemde Röhm tot minister zonder portefeuille. Dit werkte echter averechts daar Röhm nu openlijk ging beweren dat dit de eerste stap was tot de vorming van een 'SA-ministerie', dat in de toekomst wellicht het ministerie van Oorlog zou overnemen. Het leger maakte zich hier grote zorgen over. Verder was de SA benoemd tot hulppolitie in Pruisen door toedoen van Hermann Göring, waar ze extreem gewelddadig optraden jegens joden, communisten, socialisten en andere werkelijke of vermeende tegenstanders. Uiteindelijk werd deze bevoegdheid de SA weer afgenomen; niet wegens het geweld, maar omdat men beducht was voor een te grote macht van de SA.
In de lente van 1934 was de SA met 4 miljoen man veel groter dan de NSDAP zelf. Zij beschikte over een eigen blad, SA-Mann, dat in plaats van Hitler, Röhm begon te bewieroken als leider. Hitler zag ook dit met steeds meer onvrede aan want hij kon uiteraard geen tweede Führer naast hemzelf dulden. De SA-mannen, van wie de meesten een jaar na de machtsovername nog steeds werkloos waren, waren begin 1934 niet te houden. De 'sociale revolutie' bleef uit, ze waren en bleven werkloos en Hitler keerde zich tot het grootkapitaal. 'Adolf is verrot', zei Röhm eens in intieme kring, 'Hij gaat alleen nog maar met reactionairen om'. Een andere uitspraak die Röhm deed had betrekking op de sociale revolutie die 'desnoods zonder Hitler' zou worden doorgevoerd. Deze uitspraak, wellicht ongemeend in woede gedaan, werd door Viktor Lutze gehoord en aan Hitler overgebriefd. Deze besloot nu eindelijk de knoop door te hakken en de lastige concurrent, die steeds gevaarlijker leek te worden voor zijn positie, uit te schakelen nu het nog kon.
De verhoudingen met de NSDAP zijn naar buiten tot het eind toe altijd goed gebleven en Röhm heeft nooit in het openbaar kritiek op Hitler geleverd. Ook van een plan voor een putsch, zoals de nazi's later beweerden, is niets gebleken. Daar een enkele boze uitspraak wel erg mager bewijs is, begonnen de nazi's stukken te verzamelen en zelfs te fabriceren waaruit een plan voor een staatsgreep zou blijken. Een onschuldige bijeenkomst van de hogere SA-leiders in het weekend van 30 juni 1934 werd aangegrepen als excuus: in werkelijkheid zouden ze volgens Hitler bijeen zijn gekomen om de vermeende staatsgreep te plannen, met financiële steun van de Fransen.
In de Nacht van de Lange Messen op 30 juni 1934 werd de SA-top door de SS geëxecuteerd. Het nog overgebleven restant van de SA verklaarde zich loyaal aan Hitler en kwam onder leiding te staan van Viktor Lutze. Maar verder was het uit met de macht van de SA.
1934 - 1945
Het ledenbestand werd gezuiverd en nam al snel gestaag af: in augustus 1934 waren er nog 2,9 miljoen SA-mannen, in april 1938 nog maar 1,2 miljoen. De beweging was nog wel vertegenwoordigd op partijdagen e.d. maar werd meer en meer een ontmoetingsclub voor veteranen. Na de herintroductie van de dienstplicht in 1935 verkozen bovendien de meeste mannen het leger boven de SA.
De paramilitaire rol van de SA werd overgenomen door de SS. Wie carrière wilde maken in de nazibeweging en de nazi-staat, zorgde er maar beter voor geen banden met de SA te hebben.
De SA speelde nog eenmaal een rol van betekenis. In de Kristallnacht in 1938 waren het de SA-mannen die, in burgerkleding, joodse winkels kort en klein sloegen en hun eigenaren mishandelden.
Ondanks de sterk afgenomen betekenis werd de SA na de oorlog niettemin tot een illegale organisatie verklaard.
Bestuur en organisatie
Aan het hoofd van de SA stond een Oberster SA-Führer. Dit waren de volgende personen. Röhm was, hoewel het werkelijke brein achter de SA, niet het titulair hoofd van de SA.
Emil Maurice (1920–1921)
Hans Ulrich Klintzsche (1921–1923)
Hermann Göring (1923)
Vacant (1923–1925)
Franz Pfeffer von Salomon (1926–1930)
Adolf Hitler (1930–1945)
In 1930 nam Hitler persoonlijk het bevel over de SA op zich om zich zo van hun loyaliteit te verzekeren. Vanaf dit moment was de Oberster SA-Führer een louter titulaire functie geworden. Het dagelijks bestuur berustte bij de Stabschef SA, de staf-chef van de SA. Dit waren de volgende personen.
Ernst Röhm (1931–1934)
Viktor Lutze (1934–1943)
Wilhelm Schepmann (1943–1945)
Deze stafchef stond aan het hoofd van de Oberste SA-Führung, de opperste SA-leiding, die nabij Stuttgart resideerde. De SA was onderverdeeld in grote formaties, de Gruppe. Deze Gruppen waren op hun beurt weer onderverdeeld in Standarten en Brigaden. Standarten vormden de organisatie van de SA op plaatsniveau en waren onderverdeeld in Sturmbannen en Sturme. De SA kende een zeer uitgebreide rangorde, lopend van SA-Mann tot SA-Obergruppenführer en de stafchef zelf.
Hiernaast bezat de SA vele subkantoren en -organisaties voor onder andere de financiën, ledenwerving, administratie, beheer van voorraden en materieel, etc. De SA bezat echter geen medische staf en was ook niet aanwezig in de bezette gebieden, in tegenstelling tot de SS. Wel ontstonden uiteindelijk op bescheiden schaal militaire takken. Voorbeelden waren de SA-Marine, een eenheid die de Duitse marine bijstond en de Feldherrnhalle die uiteindelijk tot een zelfstandig Panzerkorps uitgroeiden.
Zie ook
- Lijst van rangen en insignes van de Sturmabteilung
- Leiderschap van de Sturmabteilung
Bronnen, noten en/of referenties
|