Stomme film
Stomme film | ||||
Charlie Chaplin in The Kid. | ||||
Alternatieve naam | zwijgende film, stille film | |||
Eerste film | La sortie des usines Lumière (28 december 1895)[1] | |||
Kenmerkende personen | Charlie Chaplin, Laurel en Hardy, Buster Keaton, Ferdinand Zecca | |||
Gerelateerd | Expressionistische film, zwart-wit | |||
(en) Genre-overzicht op IMDb | ||||
Categorie met een overzicht van films | ||||
|
Een stomme , zwijgende of stille film (Vlaanderen) is een film waarin alleen het beeldsignaal voorkomt. Pas in 1927 werd het met de introductie van de geluidsfilm mogelijk om geluid en beeld synchroon af te spelen.
Om het gemis van geluid op te vangen, kwamen in een stomme film teksten voor die de situatie op het scherm verduidelijkten of de gevoerde dialoog weergaven. Ook ondertiteling was nog niet mogelijk, dus de filmbeelden werden afgewisseld met schermvullende bordjes waarop de tekst stond; de tussentitels.
Soms werd gebruikgemaakt van een explicateur, iemand die zei wat er gezegd werd en die begeleidende geluiden maakte. Zo'n explicateur was een artiest op zich. Als in de film bijvoorbeeld iemand een motor aanslingerde, dan draaide de explicateur met een ratel. Viel er iets, dan sloeg de explicateur een klappende stok op tafel, de slapstick, die zijn naam aan dit genre film gaf. Een goede explicateur kende de film precies, zodat hij op tijd de hulpmiddelen bij de hand had om geluiden te maken. Verder werd de film vaak met muziek begeleid door een pianist of een (klein) orkest dat in een orkestbak zat, zo laag dat het publiek hen niet zag, maar zij zelf het scherm wel nog konden zien of gewoon naast het scherm. Van een geheel stomme film is daarom feitelijk nooit echt sprake geweest.
Veel grootheden van de stomme film zagen na de introductie van de geluidsfilm een einde aan hun filmcarrière komen; de acteerstijl van de stomme film was grotendeels ongeschikt voor een geluidsfilm. Acteurs met een lange loopbaan in de stomme films hadden vaak moeite met de omschakeling. Men bleef te veel vasthouden aan de oude, door lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen benadrukte acteerstijl. In andere gevallen compenseerde men juist te veel, wat een 'stijf' resultaat opleverde, of men had moeite met de timing waardoor gesprekken niet vloeiend verliepen. Veel oudgedienden keerden terug naar het theater[bron?], en het was vooral het nieuwe acteertalent dat zich snel thuis voelde in de geluidsfilm.
Geluidsfilms bleken minder makkelijk verkoopbaar aan andere landen door de taalbarrière. Bij de stomme films was het slechts een kwestie van het vervangen van de tussentitels, bij de geluidsfilm was dit problematischer. Soms koos men ervoor om een film tegelijk in twee of meer talen op te nemen, bijvoorbeeld Der blaue Engel (1930) die in het Duits en het Engels werd opgenomen.[2]
Enkele grootheden van de stomme film
- Charlie Chaplin
- Buster Keaton
Stan Laurel en Oliver Hardy ("de Dikke en de Dunne")- Harold Lloyd
- Ben Turpin
- Harry Langdon
- Roscoe 'Fatty' Arbuckle
- Lillian Gish
- Asta Nielsen
- Mary Pickford
- Douglas Fairbanks
- The Keystone Cops
- W.C. Fields
In Nederland (of afkomstig uit Nederland):
- Truus van Aalten
- Annie Bos
- Lola Cornero
- Lien Deyers
- Jetta Goudal
- Adelqui Migliar
- Adele Sandrock
Enkele stomme films
met regisseur en jaar:
La sortie des usines Lumière, Gebroeders Lumière, 1895
Quo Vadis, Ferdinand Zecca, 1902
Le voyage dans la lune, Georges Méliès, 1902
The Great Train Robbery, Edwin S. Porter, 1903
La presa di Roma, Filoteo Alberini, 1905
Ben Hur, Sidney Olcott, 1907
Quo vadis, Enrico Guazzoni (Italië), 1912
From the Manger to the Cross, Sidney Olcott, 1912
Cabiria, Giovanne Pastrone, 1914
The Perils of Pauline, Louis J. Gasnier & Donald MacKenzie 1914
The Birth of a Nation, D. W. Griffith, 1915
Intolerance, D.W. Griffith, 1916
Cleopatra, J. Gordon Edwards, 1917
Rebecca of Sunnybrook Farm, Marshall Neilan, 1917
Das Cabinet des Dr. Caligari, Robert Weine, 1920
Der Golem, Paul Wegener, 1920
Nosferatu, Friedrich Wilhelm Murnau, 1922
Safety Last!, Harold Lloyd, 1923
The Thief of Bagdad, Douglas Fairbanks, 1924
Sherlock Jr., Buster Keaton, 1924
Greed, Erich von Stroheim, 1924
Pantserkruiser Potemkin, Sergej Eisenstein, 1925
The Gold Rush, Charlie Chaplin, 1925
The Phantom of the Opera, Lon Chaney, 1925
The Big Parade, King Vidor, 1925
Faust, Friedrich Wilhelm Murnau, 1926
Sparrows, Mary Pickford, 1926
The Lodger: A Story of the London Fog, Alfred Hitchcock, 1927
The General, Buster Keaton, 1927
Sunrise, Friedrich Wilhelm Murnau, 1927
Metropolis, Fritz Lang, 1927
La Passion de Jeanne d'Arc, Carl Theodor Dreyer, 1928
Die Büchse der Pandora, Georg Wilhelm Pabst, 1929
De man met de camera, Dziga Vertov 1929
De aarde, Oleksandr Dovzjenko 1930
The Artist, Michel Hazanavicius 2011
Bronnen, noten en/of referenties
|