Populisme
Politieke ideologieën |
---|
Dit artikel is een deel van de reeks over politiek |
Ideologie |
Anarchisme |
Christendemocratie |
Communisme |
Communitarisme |
Conservatief-liberalisme |
Conservatisme |
Ecologisme |
Fascisme |
Franquisme |
Feminisme |
Islamisme |
Klassiek liberalisme |
Liberalisme |
Libertarisme |
Linksnationalisme |
Nationalisme |
Pan-nationalisme |
Progressief liberalisme |
Nationaalsocialisme |
Neoliberalisme |
Sociaaldemocratie |
Socialisme |
Portaal Politiek |
Populisme (van het Latijnse populus, "volk") is een politieke stijl (soms een ideologie genoemd) waarin de centrale tegenstelling die tussen "het volk" en "de elite" is, en waarbij de populist de kant van "het volk" kiest. Deze begrippen kunnen op verschillende manieren worden ingevuld, zodat men links-populisten, rechts-populisten en diverse andere typen kan onderscheiden. In het algemeen spraakgebruik heeft populisme doorgaans een negatieve bijklank, hoewel er politici en denkers zijn die het als geuzennaam voeren.
Inhoud
1 Geschiedenis
2 Kenmerken
3 Nederland
4 Azië en Latijns-Amerika
5 Discussie
6 Noten en bibliografie
7 Externe link
Geschiedenis
Van de 2e tot de 1e eeuw v.Chr. bestond er in Rome in de senaat een politieke fractie die zich populares noemde. Zij waren tegen de conservatieve senatoren, de optimates, de patriciërs en de nobele plebejers. Zij vertegenwoordigden de belangen van het gewone volk, het plebs. Julius Caesar was vanwege zijn huwelijk ook een van de populares en later werd hij steeds geliefder onder het plebs. De term kwam via Frankrijk in Nederland terecht. In augustus 1930 in Frankrijk presenteerden “Les Populistes”, een groep schrijvers, zich aan het publiek met hun manifest. In 1935 vormde zich in Nederland de groep der Populisten, waaronder Nico Eekman, Jan Strube en Louis Schrikkel, die zich ten doel stelde de “kunst te scheppen die voor het volk begrijpelijk is, die tot de volksziel spreekt.” De Populisten zochten het in het humoristisch, karikaturaal en naturalistisch uitbeelden van het volksleven: straattaferelen, circussen, kermissen, dansen, muzikanten, straatventers en marktkooplui. Het betrof een apolitieke beweging.
Tegenwoordig heeft het woord een politieke connotatie. Het moderne populisme kwam op in de jaren 80. Door de groeiende gepercipieerde afstand tussen het volk en de politiek grepen de nieuwe partijen naar het volk als referentie voor het beleid. Voortaan beweerden zij uit naam van de bevolking te spreken, hun wil te kennen en deze (zoals de bedoeling is van een democratie) te willen verwezenlijken.
Kenmerken
Het is moeilijk een sluitende definitie te geven van populisme, omdat er verschillende opvattingen zijn over wat populisme eigenlijk is. Ook wetenschappers als Ghita Ionescu en Ernest Gellner,[1]Margaret Canovan,[2]Paul Taggart[3] en Gerrit Voerman[4] kunnen niet met een goede definitie komen. Wel kunnen er wezenskenmerken worden aangewezen, die per auteur kunnen verschillen.
Politicologen kennen kenmerken toe aan populistische politici:[5]
- afkeer van het partijestablishment
- het volk staat op een voetstuk en aan zijn wil wordt constant gerefereerd
- charismatisch leiderschap
- er wordt een beroep gedaan op eenheid, homogeniteit en vaderlandsliefde.
Cas Mudde benoemt het populisme als een ideologie, die uitgaat van een samenleving die te verdelen valt in twee homogene, tegengestelde groepen: de zuivere mensen tegenover de corrupte elite. De populist zou beweren de wil van de zuivere mens in haar strijd tegen de corrupte elite te vertegenwoordigen. Ongebruikelijk is dat Mudde het populisme als een politieke ideologie in plaats van een politieke stijl erkent,[6] hoewel hij opmerkt dat populisme vrijwel altijd een 'gastheer'-ideologie nodig heeft (nationalisme, socialisme) die het een ideaal en een richting geeft.[7]
Taggart[8] noemt drie kenmerken. Ten eerste zet populisme zich af tegen representatieve politiek. Het heeft een afkeer van gevestigde partijen en gevestigde politieke agenda's en gebruiken. Dit is gelijk aan Ten Hoovens eerste punt. Ten tweede maakt populisme gebruik van wat Taggart de heartland noemt: een fictief gebied, dat wordt bewoond door ‘het volk’ (overigens genoemd naar het werkelijk bestaande American Heartland, de centrale regio van de Verenigde Staten die beschouwd worden als het productieve gebied van de Amerikaanse natie). Dit volk is een homogene groep mensen die hard werken, oprecht en moralistisch zijn, en die zouden lijden onder het leiderschap van de elite. Normaal zijn deze mensen niet politiek actief, maar ze worden gemobiliseerd door de populist. Tot slot is populisme een ideologie zonder kernwaarden. Populistische stijl en retoriek kan op alle posities binnen het politieke landschap worden ingezet.
Het populisme pretendeert in alles het tegengestelde te zijn van het elitarisme. De eigenschappen die een elite kenmerken, zoals een hoge mate van politieke invloed, lidmaatschap binnen machtige klieken (de zogenaamde incrowd), een hoge mate van academische kwalificatie, een hoge mate van intelligentie, een hoge mate van beroepsmatige ervaring en het houden van bepaalde esthetische waarde-oordelen, kenmerken het populisme vaak juist niet.
Nederland
De opkomst van het hedendaagse populisme vond in Nederland relatief laat plaats, volgens historicus Maarten van Rossem omdat zich geen charismatische leider aandiende.[9] In 1963 kwam “boer” Hendrik Koekoek met slechts drie zetels in de Tweede Kamer, meteen zijn hoogtepunt.[10] De paarse kabinetten uit de jaren negentig zorgden voor een toenadering van VVD en PvdA, waardoor zowel links als rechts ruimte ontstond voor nieuwe politieke bewegingen, die de opkomst van de Socialistische Partij mogelijk maakte. De VVD liet na om het vertrek van partijleider Frits Bolkestein in 1999 te compenseren door een nieuwe invulling van de rechtervleugel.[11] Deze ruimte maakte de opkomst van Pim Fortuyn mogelijk, wiens partij LPF bij de verkiezingen van 15 mei 2002, negen dagen na de moord op Fortuyn, 26 zetels haalde. Binnen een jaar, bij de verkiezingen van 2003, herstelden de normale verhoudingen zich.[12] Daarna traden wat Van Rossem omschrijft als 'pseudo-Fortuyns' aan: eerst werd Rita Verdonk, VVD-minister uit het tweede kabinet Balkenende, kortstondig het gezicht van het populisme. In 2006 probeerde Verdonk partijleider te worden, maar legde het af tegen Mark Rutte. Nadat ze steeds kritiek leverde op de partij werd ze in 2007 uit de partij gezet en richtte Trots op Nederland op. Aanvankelijk deed ze het goed in de peilingen, maar in de loop van 2008 liepen steeds meer kiezers weg.[13] In 2004 werd Geert Wilders uit de VVD gezet, die daarop in 2006 de Partij voor de Vrijheid oprichtte en de belangrijkste populist werd.[14]
Azië en Latijns-Amerika
Populisme als term werd reeds gebruikt voor groepen als de narodniki in Rusland en The people's party in de VS. Deze waren agrarisch georiënteerd. Veel leiders uit de geschiedenis van Latijns-Amerika worden als populistisch gezien. Het populisme kende er zijn hoogtepunt tussen de jaren 30 en 50, toen in tal van landen leiders opkwamen wier regering een sterk persoonlijke inslag had. Vaak probeerden zij hun land op corporatistische wijze te smeden. Voorbeelden zijn Juan Perón in Argentinië, Getúlio Vargas in Brazilië, Lázaro Cárdenas in Mexico, Carlos Ibáñez del Campo in Chili, Manuel Odría in Peru en Arnulfo Arías in Panama.
Discussie
De hierboven aangehaalde kenmerken worden niet door iedereen aanvaard. In de wetenschap bestaat er dan ook een constante discussie over wat het populisme precies inhoudt. Enkele alternatieve omschrijvingen en/of aanvullingen zijn:
- Populisme heeft geen morele en maatschappelijke verantwoording en richt zich niet op het verbinden van de gemeenschap. Het wil de belangen van de “eigen” groep “beschermen” tegen en “afschermen” van andere groepen.
- Er kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen links- en rechts-populisme al naargelang dit discours gebruikt wordt door een linkse of rechtse partij, persoon of organisatie.[15] Zo worden zowel de Nederlandse Socialistische Partij (SP) als de Partij voor de Vrijheid (PVV)[15] en de vroegere Boerenpartij vooral door tegenstanders als populistisch bestempeld. Volgens sociaal wetenschapper Koen Vossen is Geert Wilders echter hooguit een 'halve populist' in tegenstelling tot Rita Verdonk die hij wel als een 'hele populist' ziet.[16]
- Linkspopulisten beweren vaak dat het volk wordt gediscrimineerd of arm wordt gehouden ten gunste van de rijke elite of buitenlandse markten. Rechtspopulisten beweren op hun beurt dat de cultuur en identiteit van de bevolking wordt vervaagd of uitgewist door de komst van mensen met andere nationaliteiten of culturen doordat hun gebruiken in de wet of openbare leven worden opgenomen. Dit noemt men omgekeerde assimilatie.
- In 2008 opperde Sørensen van de partij Leefbaar Rotterdam een Populistische Omroep te beginnen (een uitzondering op het gegeven dat groeperingen en personen die als populisten worden aangemerkt, zichzelf doorgaans niet als zodanig betitelen). Op 20 november 2008 werd bekendgemaakt dat hij voorzitter werd van de Populistische Omroep Nederland (PON), een publieke omroep in wording. Deze omroep heeft niet de benodigde 50.000 leden gehaald, en mag dus vooralsnog niet toetreden tot het publieke bestel.
- De Duits-Amerikaanse politiek filosoof Jan-Werner Muller noemt cruciaal voor de definitie van populisme dat populisten de pretentie hebben dat zij het "hele", het "echte" volk vertegenwoordigen. Die pretentie is volgens hem vals en anti-democratisch. Muller polemiseert in zijn essays met politicologen die wel democratische potentie zien in populisme, zowel van rechts als van links.
Noten en bibliografie
Van Reybrouck, David. Pleidooi voor populisme. Querido, Antwerpen, 2009.
Voerman, G. Populisten in de polder Boom, Meppel, 2012
Jan-Werner Muller, Wat is populisme?, Nieuw Amsterdam.
Externe link
Populisme door Maarten van Rossem bij het Studium Generale, Universiteit Utrecht.
Bronnen, noten en/of referenties
|