Doedelzak
De doedelzak is een bijzonder oude vorm van blaasinstrument.
De doedelzak is een rietinstrument waarbij het riet indirect bespeeld wordt via een luchtkamer en dus niet met de lippen of tong aangeraakt wordt. De luchtkamer maakt het mogelijk om een continue luchtstroom te creëren, waardoor de klank niet door ademhalen hoeft te worden onderbroken. Doedelzakken zijn eigenlijk eerder een familie van muziekinstrumenten dan een enkel instrument. Zowel enkele als dubbele rieten worden toegepast.
Inhoud
1 Geschiedenis
1.1 Ontwikkeling
2 Lokale vormen
3 Speeltechniek
4 Doedelzak in de kunst
Geschiedenis
Vermoed wordt dat het instrument ca. 2000 v.Chr. is ontstaan in de regio India, Pakistan en Iran en vervolgens door de tochten van Alexander de Grote naar het westen is gebracht. Doedelzakken kwamen al voor in het oude Egypte en Turkije en hebben zich in de Romeinse tijd over geheel Europa verspreid. In Duitsland, Schotland, Ierland, Galicië en Asturië (Spanje) en Servië en Albanië zijn ze in de loop der eeuwen een onderdeel van de cultuur geworden.[1]
Ontwikkeling
In de oervorm van het instrument worden één of meerdere pijpen, meestal met een enkelriet in de mond gestoken en vormt de mondholte de luchtkamer. Er wordt dan vaak circulaire ademhaling toegepast; de keel wordt gesloten en de druk in de wangen houdt de trilling in de rieten op gang (instrumentalisten in de hedendaagse gecomponeerde muziek en in de jazz gebruiken af en toe deze blaastechniek).
Een voorbeeld van deze oervorm is de Griekse aulos (αυλος) die in de oudheid bijzonder populair was en door classici meestal (ten onrechte) met 'fluit' in plaats van schalmei vertaald wordt. Ook heden ten dage worden schalmeien als de launeddas op Sardinië en de zurna op de Balkan nog gebruikt. In deze oervorm krijgt de speler te maken met enige ongemakken van deze speeltechniek: zijn wangen dreigen uit elkaar te barsten en hij krijgt bloeddoorlopen ogen. Soms had de aulosspeler een leren band om het gezicht om de wangen wat te steunen.
Een volgende stap in de ontwikkeling is nog in Duitsland te vinden: Plattenspiel. Bij dit instrument zijn de wangen vervangen door een varkensblaas waar de speler via een blaaspijp in blaast.
De derde stap in de ontwikkeling is de vervanging van de varkensblaas door een leren zak met een blaaspijp met een terugslagklepje. In deze vorm is het instrument bekend over heel Europa. Door afwisselend de zak samen te drukken en er lucht in te blazen kan zo een ononderbroken toon geproduceerd worden. Het aanblazen van de lucht gebeurt bij veel typen doedelzakken met de mond, maar ook door middel van een blaasbalg die met de elleboog wordt bediend, zoals bij de Ierse uilleann pipes en de Northumbrian smallpipes.
De vierde stap is het toevoegen van regulators, die gebruikt worden voor het spelen van begeleidende akkoorden. Ook de uilleann pipes hebben deze regulators.
Al in de Romeinse tijd is er een ontwikkeling geweest om de bediening van het instrument verder te mechaniseren met een speeltafel. Dit heeft geleid tot het ontstaan van het orgel. Dat ook de technologie van de doedelzak niet stil blijft staan, wordt duidelijk met de elektronische doedelzak, van Duitse makelij.[2] Deze doedelzak is net als een elektrische gitaar versterkt te bespelen.
Lokale vormen
Tot 1900 had vrijwel iedere landstreek in Europa zijn eigen lokale versie van het instrument, soms zelfs meer dan één. In de tijd van urbanisatie en industrialisatie zijn echter veel vormen in onbruik geraakt. Enige voorbeelden van nog bestaande doedelzakken in Europa:
Bock, Hümmelchen (Duitsland, Bohemen)
Gaida (Balkan)
Gaita (Cantabrië, Asturië, Galicië, Catalonië, Zamora, Portugal)
Highland pipes, small pipes (Schotland)
Muchosa (provincie Henegouwen en aangrenzend Frankrijk)
Musette, cornemuse, veuze, cabret, boa, chabret, grande bourbonnais, biniou (Frankrijk)
Northumbrian smallpipes (Schotland, Noord-Engeland)- Pijpzak (Vlaanderen, Nederland)
Säckpipa (Zweden)
Sackpfiffe (Zwitserland)
Small pipes (Engeland)
Torupill (Estland)
Tulum (Pontus, Lazistan, Kaukasus)
Uilleann pipes (Ierland)
Zampogna (Sicilië)
De bekendste vorm is waarschijnlijk de Schotse (highland) doedelzak, hoewel dit eigenlijk een buitenbeentje is. Het is een bijzonder luid instrument dat van oorsprong bedoeld is voor het slagveld, met een beperkte toonomvang van één octaaf plus één noot. De Ierse doedelzak daarentegen is een minder snerpend kamerinstrument dat geschikt is voor samenspel met fluit, viool, banjo enz. en dat een bereik heeft van twee octaven inclusief halve toonafstanden.
Speeltechniek
Bijna alle doedelzakken maken gebruik van een of meer bourdons. De speelpijp heeft meestal slechts een beperkte omvang (vaak niet meer dan een octaaf of none) en is vaak slechts in een diatonische toonladder te spelen. Dit betekent dat in de westerse muziektraditie het instrument na de baroktijd geheel verbannen is naar de volksmuziek, omdat het niet tot modulaties in staat is. Omdat de bourdons altijd een vast akkoord spelen zouden tonen die niet in die toonladder passen ook vals klinken. Onder meer de Franse cornemuse en musette, en met name de Ierse uilleann pipes hebben minder beperkingen en zijn ook chromatisch te bespelen. In de Franse barok treft men muziekstukken aan die musette heten en deze werden gecomponeerd door componisten aan het hof van onder anderen Lodewijk XIV en XV. In die tijd is de musette, evenals de draailier, bijzonder populair geweest, alvorens de doedelzak weer verviel tot de oude status van bedelinstrument. De Ierse uilleann pipes is echter een rechtstreekse voortzetting van de met de Franse musette in gang gezette vernieuwing van repertoire en instrumentarium.
Een kenmerk van de doedelzak is dat de toonproductie niet (of maar met grote moeite) stopgezet kan worden. Bij de uilleann pipes die zittend gespeeld worden, kan men alle vingergaten afdekken en de pijp op de knie stoppen, maar dit kan zeker niet bij iedere toon. Articulatie bij alle doedelzakken moet daarom met de vingers geschieden door middel van snelle voorslagen. Hierbij wordt de illusie van een onderbreking van de toon opgewekt door snel een vinger boven de actieve vinger even op te lichten of een vinger eronder even aan te tippen. Ook kan de suggestie van staccato worden bereikt door terug te spelen op een grondtoon die ook door de bourdon wordt voortgebracht, zodat de illusie van een niet-hoorbare toon (dus stilte) ontstaat. Vooral in de Schotse stijlen, zowel serieuze (pìobaireachd) als lichtere, zijn bijzonder ingewikkelde (en technisch veeleisende) opeenstapelingen van voorslagen in zwang die eigen benamingen hebben gekregen. In de Franse en Ierse stijl is daarentegen ook aandacht voor lyrische elementen. Vibrato en glissando bijvoorbeeld worden in de Franse en Ierse stijl zeer veel, en in de Schotse stijl vrijwel niet gebruikt.
Doedelzak in de kunst
De doedelzakspeler, schilderij van Jacob Jordaens (17e eeuw)
De doedelzakspeler, schilderij van Hendrick ter Brugghen (1624)
Bronnen, noten en/of referenties
|
Zie de categorie Bagpipes van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp. |
Beluister | (info) |