Evangelisch
Evangelisch betekent letterlijk in overeenstemming met het Evangelie.
Verschillende christelijke stromingen hebben zich in de geschiedenis met de term evangelisch geassocieerd. Met deze zelfaanduiding geven zij aan dat zij hun inspiratie direct aan het Nieuwe Testament willen ontlenen en minder gericht zijn op kerkelijke dogma's en tradities.
Een van de bekendste voorbeelden hiervan is de evangelische richting die ontstaan is uit de opwekkingsbewegingen binnen het Amerikaanse en Engelse protestantisme in de 18e en 19e eeuw, waaruit de baptistenkerken, pinkstergemeenten en andere evangelische groepen zijn voortgekomen. Deze stroming heeft zich in de 20e eeuw ook over de rest van de wereld verspreid. Zie Evangelisch christendom.
In Nederland ontstonden er in de 19e eeuw verschillende gemeenten die zich afscheidden van de Nederlandse Hervormde Kerk, maar die niet meegingen in het nieuwe kerkverband van de afgescheiden gemeenten. Deze gemeenten verenigden zich in 1881 in de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten. Deze Vrije Evangelische Gemeenten bestaan nog steeds; hun theologie wijkt op wezenlijke punten af van de hierboven genoemde evangelische (evangelicale) gemeenten, die hun wortels in de Engelstalige wereld hebben.
Daarnaast noemden de meer maatschappelijk betrokken, progressieve christenen zichzelf in de jaren 60 en 70 wel 'Evangelisch-radicaal', omdat zij de nadruk legden op de radicale woorden van Jezus in het Evangelie over naastenliefde. Zie bijvoorbeeld Evangelische Volkspartij (EVP).
In de Engelstalige wereld is de naam evangelisch (of 'evangelical') ook wel synoniem met orthodox-protestant of Bijbelgetrouw.
In het Duitse en Italiaanse taalgebied is evangelisch synoniem met de term protestant in brede zin. Zo is evangelisch bedoeld in de naam Evangelisch-Lutherse Kerk. De protestantse theoloog Karl Barth omschreef zich het liefst als Evangelisch-katholiek.
In de 19e eeuw was in theologisch Nederlands "evangelische richting" de aanduiding voor de gematigd vrijzinnige Groninger Godgeleerden.